Eindelijk is de non-fictie bestseller van John Steinbecks late jaren vertaald! In Reizen met Charley beschrijft de grote Amerikaanse schrijver zijn maandenlange roadtrip op zoek naar de ziel van zijn land. Meer dan die te vinden, biedt het boek een fantastisch scala aan dialogen met lokale inwoners, filosofische uitweidingen, landschappen en herinneringen uit zijn eigen leven. De weergaloze stijl, de humor en het portret van de schrijver dat uit dit boek naar boven komt, maken het tot een absolute aanrader.
Het was in 1960, twee jaar voor hij de Nobelprijs voor literatuur in ontvangst nam, dat de toen 58-jarige John Steinbeck een reis door zijn “monster van een land” wou maken om er de ziel van te leren kennen. Van dit land dat zo’n prominente rol speelde in veel van zijn meesterwerken, zoals The Grapes of Wrath (1939) en East of Eden (1952), was hij door ouder te worden vervreemd geraakt. Naast dit hoog verheven doel klinkt in het begin van Reizen met Charley (1962) ook een schrijver die uit zijn routine wil breken en ten allen koste wil vermijden een “bejaarde baby” te worden in plaats van een echte man te blijven. Hoe fantastisch voel je dat Steinbeck zichzelf als macho poneert in een worsteling met de naderende ouderdom in die passages waarin hij, nog thuis in New York, zijn boot behoedt voor schade tijdens een orkaan of waarin hij zichzelf detective-allures aanmeet in een groezelige motelkamer. Het boek dat drijft op een fenomenale, laconieke verteltoon is overigens in het geheel niet gespeend van (zelf)ironie en humor.
Steinbeck die op het moment van zijn vertrek al een succesauteur was, reist in een pick-up voorzien van het bovenstuk van een camper. Hij is heel fier op zijn behaaglijk maaksel en noemt het, opnieuw met ironie, Rocinante, zoals het paard van Don Quichote. Zijn enige reisgezel is Charley, “een oude, Franse poedel met herenallures”. Op onvergetelijke manier komt de liefdevolle band tussen baas en hond tot uiting in hun gesprekken (waarbij het aandeel van Charley beperkt blijft tot gesnuif en gekwispelstaart) en de hilarische beschrijvingen van zijn eigenaardigheden. Samen reizen ze naar het Noorden in Maine, van de Oost- naar de Westkust en ten slotte naar het Zuiden, door bijna veertig staten. Het wordt een fenomenaal reisverslag waarbij ontmoetingen en observaties de aanleiding vormen om zijn fantasie de vrije loop te laten en de essayistische toer op te gaan. Zo passeren ecologische problemen (de afvalberg) de revue, naast politieke (uiteindelijk zitten we nog in volle Koude Oorlog, Chroesjtsjov slaat nog met zijn schoen op de tafel) en sociale problemen (hoe gruwelijk beklijvend is de scene waarin de “cheerleaders” van New Orleans een zwart meisje elke ochtend opnieuw de huid volschelden met racistische opmerkingen op weg naar school). Op een hoger niveau is het echter de existentiële menselijke worsteling die de rode draad blijft vormen door dit boek.
Hoe heerlijk helder is Steinbecks stijl, hoe sprankelend zijn dialogen en hoe fijngevoelig zijn zin voor humor. Hij reflecteert vrij associatief over de plaatsen en mensen die hij tegenkomt, maar tegelijk bieden deze memoires inkijk in zijn eigen leven. Ook al is de huidige Amerikaanse situatie in vele gevallen veranderd, toch biedt Reizen met Charley blijvende waarheden, met de vinger aan de pols van het menselijke, over het omgaan met schoonheid, verwondering, doch ook lelijkheid en sociaal onrecht. Een in veel opzichten aan te raden boek dus, dat nu eindelijk in een uitstekende Nederlandse vertaling is verschenen.