Summer Bummer Festival :: 25 + 26 augustus 2018, De Studio

Voor de derde keer vond in Antwerpen het Summer Bummer Festival van Soundinmotion plaats, een tweedaagse voor de muzikale avonturier die knallend een punt zet achter de festivalzomer, en dat met een affiche die vooral inzette op improvisatie, maar ook op elektronica en aanverwanten. Bakken variatie en exploratie, met vooral het tweede luik dat een grote indruk naliet. Enige vraag: waar was u?

Tricolore kwaliteit

Antwerpen doet er alles aan om vreemd volk buiten te houden. Of zo lijkt het toch, want door een combinatie van file en gebrek aan nabije parkeerplaatsen zijn we meteen al te laat voor het eerste Summer Bummer-concert. Toch pikken we nog een stuk mee van de melancholische zwier die trio Kreis serveert. De combinatie van rieten, contrabas en accordeon lonkt onvrijwillig al richting Mediterrane flair, maar Benjamin Hermans, Kobe Boon en Stan Maris beschikken over een geluid dat meer suggereert dan opwaaiende zomerjurken en glazen Pastis. De gelaagde composities flirten met fijnmazige folk, film en klassiek, en balanceren in hun meest expressieve momenten tussen bedwelmende improvisatie en ongedurige kamermuziek. Regelmatig zoeken de drie persoonlijkheden ook hun heil buiten het traditionele klankenpalet. Hermans laat soms wat ontzet gegier ontsnappen aan de baritonsax, Boon opent naar het einde toe een stuk met een knappe, kleurrijke solo en Maris klinkt op geen enkel ogenblik als een kopie van Florizoone of Thuriot. Integendeel, het is nu al een opvallende identiteit. Summer Bummer kwam zachtmoedig, maar intrigerend op gang.

Een dag later maakte ook g a b b r o 4 een goede beurt. Voor dit concert huurden baritonsaxofonisten Hanne De Backer en Marc De Maeseneer de hulp in van de Oostenrijkse Agnes Hvizdalek en Raphael Malfliet. De eerste schakelt zich in in een traditie van Europese vrouwen die het experiment en de abstractie opzoeken (denk Maja Ratkje, Isabelle Duthoit, etc.), de tweede is een Belgische bassist/componist die zich sterk laat inspireren door hedendaagse muziek en al een heel eigen taal ontwikkeld heeft. Opgesteld in een halve cirkel zorgde het kwartet voor een suite-achtige performance die vooral uitblonk in organisch ontvouwen en evenwicht. Op geen enkel moment liepen de vier elkaar voor de voeten, waardoor het merkwaardige klikken, kirren en hijgen van Hvizdalek maximaal kon renderen en het even opvallende spel van Malfliet (met de basgitaar rechtop en een strijkstok in de hand) de muziek mee kon laten aanzwellen. Langzaam aandikken was ook wat De Backer en De Maeseneer deden, met aangehouden geronk en innig vervlochten stoten. Mooi om te zien dat het g a b b r o-geluid op deze manier opengebroken werd.

Net als op zijn album Family Drug zoekt M(h)ysteria het live bij een donker, haast occult geluid. De keyboards van Brusselse Italiaan Giovanni Di Domenico fungeren als voorzang in een ritualistisch verbond met de kloeke elektrische bassound van Laurens Smet en het strakke gedender van drummer Jakob Warmenbol. Het trio werkt met scharnierpunten, gecomponeerde passages en thema’s die even verrassend als een lepe rechtse opduiken, maar tolereert ook een sterke openheid. De vettige turbobas (denk aan de agressie van een Nomeansno of Lemmy) gedraagt zich als een gitaar en is de hard kloppende puls in een licht pervers totaalgeluid. De muzikanten weiden graag uit, maar de band is op z’n sterkst als er hecht en compact op elkaar gespeeld wordt. Dan herinnert het aan de ranzige bedreigingen van Moonchild, ook al duikt er dan een discoritme (even aanstekelijk als jolig) in op.

The Art of the Duo

Zet improvisatoren bij elkaar, en je neemt een risico. Vaak is dat net een situatie waarin dergelijke muzikanten het best gedijen, en dat levert in het beste geval vuurwerk op. Soms wil het ook eens tegenvallen. Dat was zo bij het duet van tabaspeelster Sanskriti Shrestha en drummer Andreas Wildhagen (uitstekend anker bij o.m. Momentum, Lana Trio, Jonas Cambien Trio en Paal Nilssen-Love’s Large Unit), al zal het niet aan hun geloofsbrieven gelegen hebben. De lange solo waarmee de Nepalese van start ging, was trouwens ook behoorlijk indrukwekkend. Het weldadige geluid vol rondingen en rijke resonanties zorgt samen met de intrigerende ritmiek voor een bedwelmend geluid. Dat lijkt dan een geschenk, maar het was net iets waar Wildhagen geen gepast antwoord op vond. Zijn solo-antwoord was stug en zat vol ongeïnspireerde rim shots, en toen hij vervolgens zocht naar een goede opening in Shrestha’s spel, bleef hij op een muur botsen. Het was moeizaam zoeken en uitproberen, en als hij uiteindelijk even belandde bij een straight beat, dan voelde dat eigenlijk een beetje aan als een zwaktebod. Een off-day? Het slotstuk van de set bood even wat zwier, maar was niet echt een compensatie. Soms is 1 + 1 maar… anderhalf. Kan gebeuren.

Een vergelijkbare conclusie bij Limpe Fuchs en Gerard Herman. Het uitgestalde arsenaal aan (veelal zelfgemaakte) instrumenten in de nabijgelegen Sint-Joriskerk oogde bij binnenkomst ronduit indrukwekkend, maar het zou ook nu geen creatief vuurwerk opleveren. Al zou je ook de parameters kunnen bijstellen. Fuchs’ werk gaat vaak over verwondering en ontdekking, over aanraking en de zoektocht naar een authentiek geluid. Dat bleef deze keer allemaal te vrijblijvend. Ze waarde rond tussen metaal, hout en steen, slaakte nu en dan een kreetje, en dat voelde vooral als een demonstratie van hoe je het materiaal zou kunnen bespelen. Voor de mogelijkheden van elk instrument goed en wel verkend werden, was ze al weer op weg naar elders, met Herman die van opzij commentaar leverde op o.a. basblokfluit en altsax. Het bespelen van de centraal opgestelde metalen constructie met een strijkstok creëerde even een veelbelovende sfeer, maar werd ook weer opzij geschoven voor een andere ingeving. Het had soms iets van een kinderlijke verkenning van nieuwe mogelijkheden, maar dan zonder dat de verwondering tastbaar werd of dat het een verhaal opleverde, waardoor het uiteindelijk voorbij dobberde met weinig impact.

Laat dobberen nu zijn wat Philipp Quehenberger (keyboards) en Didi Kern (drums) niet deden. De twee kerels uit de Oostenrijkse ondergrond brachten na anderhalf decennium samenwerken LINZ uit, een live-album dat het beste beloofde voor deze performance. En het was ook een binnenkomer van formaat, want het decibelvolume kreeg een forse zwik naar rechts. Quehenberger stond wijdbeens en in marcelleke achter z’n instrument en zwabberde een dikke toetsensmurrie de zaal in. Vette bassen, brommende sirenes, zwalpende golven. Een gelatineuze pap waarin verfijning ver te zoeken was. Kern hield het op zijn beurt wel wat strakker, liet de cimbalen onophoudelijk ruisen, counterde de smeerboel met repetitieve patronen, momenten van minimalisme en een zweem van funk en/of jazz. Dat leidde tot een lekker rollend geluid dat vooral fijn inbeukte op lijf en leden. Als je al commentaar zou moeten geven, dan misschien dat ze het best iets korter gehouden hadden. Voor de duur van LINZ, een half uurtje, bleef de vuist gebald. Daarna verslapte de spanningsboog wat, maar het was niettemin een fijn visitekaartje.

Craig Leon verzekerde zich met wat vroege producties al van een plaatsje in de rock-‘n-roll-annalen, maar zoals zo vaak zijn het de kleine verhalen en minder bekende feitjes die zorgen voor de kruiding. En Nommos, zijn elektronische plaat uit de vroege jaren tachtig, is er zo eentje. Hij was samen met partner Cassell Webb naar Antwerpen gekomen om dat album uit te voeren en wat nieuw werk voor te stellen. De repetitieve/percussieve patronen stonden al klaar, de rest werd er vanachter een tafel met laptops, keyboards en doosjes aan toegevoegd. Dat doet altijd de vraag rijzen in welke mate zoiets ‘live’ is, maar de muziek maakte wel veel goed. Anno 2018 is het droge, metalige geluid van Nommos nog altijd fris en ongrijpbaar. De daverende explosies bij de overgang van de stukken waren overbodig, maar het album bleef nog altijd overeind als een mysterieuze trip. Het tweede deel van de set, een handvol stukken uit het nog te verschijnen The Canon, sloot erbij aan, maar klonk zwaarder, bombastischer en hedendaagser, maar misschien ook minder uniek. Het draaide natuurlijk om Nommos en die klonk nog altijd prima en was voor sommigen ongetwijfeld een openbaring.

Beweeglijkheid, verfijning, passie: drie toptrio’s

Zwitserland wordt niet meteen met jazz en improvisatie geassocieerd, maar heeft ook een bescheiden, doch sterke scene. Met Irène Schweizer en Pierre Favre lopen er twee veteranen rond die op het allerhoogste niveau speelden, terwijl saxofonist Christoph Erb gerust tot de kernspelers van zijn generatie gerekend mag worden. Nu stond hij aan de zijde van twee kompanen uit Chicago: toetsenist Jim Baker, een man die de vorige decennia regelmatig opviel naast figuren als Ken Vandermark en Fred Anderson, en de naar Amsterdam uitgeweken drummer Frank Rosaly. Hun concert liet twee gedaantes horen, die een beetje overeen kwamen met twee recent verschenen albums. Voor het ene koos Baker de piano, wat leidde tot een ‘klassieker’ freejazzgeluid, voor het andere deel zorgde de ARP-synth voor een eigenzinnige draai. Maar wat een band! Baker schudde voortdurend de labels (jazz, klassiek, hedendaags) van zich af, speelde met een opvallende verbetenheid en openheid, waarbij hij het trio nergens vastreed. Erb speelde ongedurig, in woelige gulpen, op de tenorsax en iets gestroomlijnder, met langere uithalen, op de sopraansax, terwijl Rosaly zich ontpopte tot een beweeglijke, nerveuze klankengenerator, voortdurend in een intense kramp schietend, onophoudelijk rammelend en kletterend en schurend met talloze objecten. Het bezorgde het concert een onstuitbare flow van ideeën. Hét hoogtepunt van Dag 1.

Op Dag 2 waren de hoogtepunten rijker gezaaid en het mooiste daarvan viel al vroeg, met het trio Alexander Hawkins (piano), Eric Boeren (kornet) en Tobias Delius (tenorsax, klarinet). Net als vorig jaar, toen hij er stond met Niels Van Heertum, had Boeren een handvol composities meegebracht, maar ook nu waren het vooral vehikels om in en uit te stappen, springplanken voor exploratie en interactie met twee andere meesters. Delius is een van de unsung heroes van de Europese jazz, een muzikant met een heel eigen stijl, een pracht van een sound en een feilloos instinct. Zijn uitgebreide solo was van het beste dat er dit weekend te horen viel in Antwerpen. Niet dat zijn kompanen geen weerwoord konden bieden, want Boeren raasde al net zo vinnig door een arsenaal technieken, spelend met die gecomponeerde elementen. Met zijn technische virtuositeit, zwak voor rococo franjes en jeugdige speelsheid was Hawkins de ideale speelpartner. Je hoort dat zijn invloeden tot ver buiten de jazz reiken, met een bevlogenheid en liefde voor die klassieke muziek die op zijn beurt weer herinnerde aan pakweg Art Tatum. Maar het is een muzikant die eigenlijk net zo goed refereert aan Fats Waller als Misha Mengelberg. Een eindeloos fris concert, dat werd afgesloten met een prachtig ‘retro’-slot. Smullen van voor tot achter.

Een paar uur later compleet anders, maar net zo imponerend: The Attic, het trio Rodrigo Amado (tenorsax), Gonçalo Almeida (bas) en Onno Govaert (drums), dat zo genoemd werd naar het album dat de twee Portugezen uitbrachten met drummer Marco Franco. Een dag eerder werd pas voor het eerst samengespeeld met Govaert en daar komt de magie van de improvisatie naar boven, want dat viel er op geen enkel moment aan te horen. Amado nam het voortouw met organisch ontvouwende, melodische improvisaties, gestaag opbouwend en variërend om uiteindelijk halt te houden nét onder het kookpunt en die intensiteit aan te houden. Het is een blazer met een robuuste sound, maar vrij van patserigheid, en iemand die voortdurend de controle bewaakt. Dat is natuurlijk ook mogelijk omdat hij ondersteund werd door een ritmesectie die zorgde voor zo’n sterk kader, maar ook naadloos op elkaar inspeelde. Almeida bleef in beweging én bood houvast, met een combinatie van snelle loopjes en een repetitieve puls, terwijl Govaert zijn veelzijdigheid uit de doeken deed met verrassende inkleuringen én een goed gedoseerde explosiviteit. Amado dook in een zuiderse melancholie en wakkerde keer op keer het vuur aan. Als het eerste trio uitblonk in een ongedurige transformatie en het tweede in verfijning, dan was dit er eentje van onverdunde passie, maar wel met diepgang. Ze zouden zot zijn om het daarbij te laten.

Finale

We schreeuwen dat hier al jaren vanuit onze Speaker’s Corner: Joe McPhee is een kanon, een bad-ass, een gigant van de vrije muziek. Het verbluffende is dat er nog altijd geen sleet komt op de muziek van de bijna 79-jarige (!) muzikant. Integendeel. Hij speelt de laatste jaren enorm sterk (we zagen hem vorig jaar nog een verbluffend concert spelen in Brugge, iets dat hij daar op 21/10 vermoedelijk komt overdoen) én zoekt regelmatig deze contreien op, dus het was uitkijken naar zijn performance met altsaxofoniste Mette Rasmussen en kunstenaar Dennis Tyfus. Die laatste heeft al even een duo met Rasmussen, al kreeg je nu nergens het gevoel dat het ging om een duo-plus-gast. Als er al een scheiding was, dan liep die tussen de blazers en Tyfus, die met zichtbaar genoegen de rol van stoorzender op zich nam. Hij gorgelde, schraapte en croonde, bricoleerde er op los als een verloren gelopen smartlapzanger, maar zijn nonchalante antimuziek, dodelijk als het te dominant zou worden, vormde op een of andere manier een fascinerende tegenstem. Dat Rasmussen en McPhee elkaar moeiteloos vonden in een speelveld van percussieve plops, lyrische ontboezemingen en kleurrijke kladdaradatsch was een niet geheel onverwachte bonus in een prima concert.

We zagen The Founder Effect vier jaar geleden zwaar uithalen tijdens Konfrontationen, en waren dus voorbereid op een nieuwe oplawaai. Bovendien had het kwartet J. Spaceman op sleeptouw genomen, waardoor er een dubbel gitaarfront was. Het leek dan ook alsof het volume bij deze band meteen verdubbelde. Met Steve Noble beschikken ze over een van de krachtigste drummers van het moment, een knaller die eindeloos inventief en woelig raast en rolt, van octopussalvo’s tot militaristische marsen. John Coxon en J. Spaceman behandelden de snaren met objecten en hanteerden talloze effecten, regelmatig met schrille, gierende texturen. Pat Thomas had keyboards en piano ter beschikking, maar koos vooral voor dat eerste, vermoedelijk deels om niet te verzuipen in die kolossale geluidssoep. Hij bewaakte mee dat de band voortdurend neigde naar een zware, ontregelde psychedelica. Voor speerpunt Alan Wilkinson (basklarinet, altsaxofoon, baritonsax) was het vooral overeind blijven in die kolkende chaos, maar daar is hij wel de ideale man voor. Zijn spel stak vol met staccato effecten, gierende boventonen en een dierlijke intensiteit. Kortom: de impact was, om het voorzichtig uit te drukken, nogal direct. Het nadeel was dan weer dat zo veel verloren ging van de dynamiek, want de rock power met alle schuivers naar boven zorgde vooral voor een primitieve oplawaai. Was dit het enige concert van de avond, dan waren we vast naar huis gegaan met een delirische grijns. Nu waren we een beetje murw geklopt, zeker na al het voorgaande. Maar wat zou je toch zitten klagen?

Et tu?

Dus: goede editie? Damn right. OK, Dag 1 kende een paar dipjes, maar in z’n geheel was dit opnieuw een evenement dat met zorg en een visie in elkaar gestoken is. Het was een feest van ontdekking en opwinding, met artiesten die binnen hun eigen geluidswereld op zoek blijven gaan naar vernieuwing en verdieping. Het was dan ook dubbel teleurstellend dat het publiek opnieuw z’n weg niet vond naar het festival. Er wordt steen en been geklaagd over de armoede op heel wat grote(re) festivals, maar als er dan een alternatief wordt aangeboden, dan wordt er geen (of toch veel te weinig) gebruik van gemaakt. Zijn we dan toch gewoontebeestjes die blijven hangen bij wat we kennen, ook al vinden we er geen bal (meer) aan? Is het een kwestie van schrik? Argwaan? Geen idee. Het Summer Bummer Festival was strak georganiseerd en betaalbaar. Het geluid bij de concerten was uitstekend en je zag ook bij de muzikanten enkel tevreden gezichten. Het ging, kortom, om de muziek. Zou dat dan het probleem zijn? Nee toch.

Soundinmotion blijft intussen volharden. Alle informatie over de toekomstige evenementen op de website.

Release:
2018
http://soundinmotion.be/concerts
Beeld:
Geert Vandepoele

aanraders

verwant

Summer Bummer 25-26 augustus 2018 :: Springen in het duister

Festivals, ze worden inwisselbaar. Ze willen doorgaans iets bieden...

recent

Roncha :: Fleecedekentje Thuglife

Berichtje aan alle rappers van België: goed bezig. Onze...

The Gentlemen – Seizoen 1

De serie The Gentlemen was een paar jaar geleden...

Louise van den Heuvel :: Sonic Hug

Op Sonic Hug neemt Louise van den Heuvel de...

Adania Shibli :: Een klein detail

Deining op de Frankfurter Buchmesse afgelopen editie. Kort voor...

Maria Montessori

Tegelijk een feminist én een moeder zijn was geen...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in