Een filosofische thriller klinkt als een contradictio in terminis; een tang die op een varken slaat. Een thriller moet vooruitgaan en een spanningsopbouw kennen, terwijl filosofie veeleer het gevoel geeft achteruit te wandelen op een loopband. Er zit wel beweging in, maar het leidt nergens heen, laat staan dat iemand weet waarom.
Het kan uiteraard gewoon een schaamlapje zijn, een exotische setting die verder niets met het verhaal te maken heeft. In het genre dat Baantjer de ene keer bij de hoeren research doet naar een witwasoperatie en dan weer een scheefgetrokken relatie tussen filosofen onderzoekt. Of misschien is het net het omgekeerde en vormt het thrillergegeven een decor waarbinnen filosofische overpeinzingen over de aard en natuur van de misdaad losgelaten worden als een troep bloedhonden die een spoor geroken hebben. Idealiter is het een synthese van beide: een samenkomen van beide theses tot iets nieuws.
Wie bij de bovenstaande paragraaf de stuipen krijgt of het duizelen voelt, mag van Delfts roman Het wezen dat moet verschijnen meteen in de vuilbak pleuren, want de geest van Hegel is nergens meer aanwezig dan in dit verhaal. De premisse is nochtans heel eenvoudig: een jonge filosofiestudent verdwijnt spoorloos nadat hij bekend zou hebben een oude vrouw vermoord te hebben. Ondanks een grondig onderzoek lopen alle sporen dood, waarna een plattelandsjournalist door zijn redacteur/uitgever (die banden heeft met de vermoorde vrouw) erop uitgestuurd wordt om meer te weten komen over de dader.
Hiertoe infiltreert hij het Amsterdamse studentenmilieu en meer bepaald de filosofie- en vriendenkring van de verdwenen vermeende moordenaar. Alleen heeft hij het niet bepaald onder de markt wanneer blijkt dat net deze kring van studenten zich toelegt op Hegel en daarenboven vooral uitblinkt in het poneren van wazige stellingen die zelfs voor filosofen naar metafysisch gezwets neigen. Toch is het niet helemaal klinkklare onzin die ze verkondigen, van Delft weet als gediplomeerd filosoof immers perfect waar het over gaat. De karikatuur die hij neerzet van de filosofen is dan ook veeleer een beschrijving van een subcultuur.
Het gros van de filosofiestudenten en -docenten heeft namelijk wel wat beters te doen dan zinnetjes en stellingen van Hegel eindeloos te herkauwen om zich zo vast te rijden in een cul-de-sac. Dat het een betere setting oplevert dan pakweg enkele classici kan echter niet ontkend worden, vooral niet omdat van Delft de studenten en hun filosofische obsessies handig in het verhaal weet te integreren en er zelfs een soort leidmotief van weet te maken. Op de een of andere manier hebben niet alleen alle studenten een band met de verdwenen “moordenaar”, maar speelt ook Hegels dialectische visie een rol in het verhaal.
Echt zwaar op de hand wordt het gelukkig nooit, al kunnen enkele filosofische uitweidingen niet worden vermeden. De schrijverweet echter vaart en spanning in het verhaal te houden en leidt het geheel naar een conclusie die onverwacht kan worden genoemd. Een pure whodunit is Het wezen dat moet verschijnen niet, maar net zomin is het een filosofische reflectie verpakt als moordverhaaltje. In essentie is de roman precies wat hij belooft te zijn: een filosofische thriller. Eentje die bewijst dat de synthese dan toch bestaat.