Hoewel hij reeds met Memories of Murder, The Host, Snowpiercer en de Netflix-productie Okja,zichzelf nationaal en internationaal in de kijker werkte, is het pas op het jongste festival van Cannes dat regisseur Joon-ho Bong de status verkreeg die zijn landgenoot Chan-Wook Park jaren geleden verwierf met Oldboy. Terwijl Parks wraakdrama op het vermaarde festival de grote prijs van de jury kreeg, won Parasite de gegeerde Gouden Palm, meteen de eerste Zuid-Koreaanse productie die die eer te beurt viel. Zoals alle films van Joon-ho Bong is ook dit een hybride mengeling van diverse genres, maar het is vooral een intense poëtische filmervaring die u niet snel zal vergeten.
De prent opent met de introductie van de jonge protagonist die door een vriend gevraagd wordt om in te vallen als privé-begeleider Engels voor een rijke studente. De jongen heeft geen opleiding, maar aangezien zijn familie straatarm is en rotklusjes moet aannemen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, vervalst hij een diploma en slaagt hij er in het vertrouwen winnen van de moeder van het meisje. Al snel ziet hij de kans om veel meer uit de opdracht te halen en slaagt hij er met enkele uitgekookte kunstgrepen in om alle gezinsleden aan het werk te krijgen in de riante woning van de familie Park. Zijn vader is chauffeur, zijn moeder huismeid, zijn zus de kunstdocent van de jongste zoon. Alles lijkt de goede kant op te gaan, tot de film radicaal van toon verandert en blijft veranderen en de aanvankelijke scherpzinnige sociale komedie een veel grimmiger gedaante aanneemt.
De films van Joon-ho Bong hebben altijd aandacht gehad voor sociale stratificatie en klasseverschillen: dat geldt zowel voor de anti-helden uit The Host als voor de rebellerende fracties uit Snowpiercer. Tot nog toe speelden die thema’s echter op de achtergrond, terwijl ze in Parasite het onderwerp van het drama zelf worden. Het eerste uur is een bijzonder raak geobserveerde zwarte komedie over de (onbereikbare) droom van maatschappelijke mobiliteit. Eenmaal de prent wisselt van register, wordt dit ook een genadeloze afrekening met de moderne Zuid-Koreaanse maatschappij en de op de ‘American Dream’ geënte waarden die ze propageert. Verwacht daarbij vooral geen voor de hand liggende sociale bespiegelingen, Parasite weigert kant-en-klare antwoorden te serveren en bespeelt de aangesneden thematiek veel subtieler dan op het eerste zicht zou blijken.
Hetzelfde geldt voor de overrompelend sterke visuele grandeur, die de concepten op overweldigende wijze weet om te zetten in ijzersterke beelden. DOP Kyung-pyo Hong (Snowpiercer en Burning) en regisseur Joon-ho Bong vatten de perfide dramatische machinaties in briljante momenten die de actie een overweldigende symmetrie schenken: dezelfde bedwelmende, bloedmooi gekadreerde wide-screen tableaus die voorbehouden zijn voor de klinisch afstandelijk gefotografeerde interieurs van het postmoderne huis van de familie Park, worden ook gereserveerd voor de nederige woonst van de oplichters. Wanneer een apocalyptisch onweer slechts enig familiaal ongenoegen bewerkstelligt in de hooggelegen villa, betekent dat de hel voor de lagergelegen stadsdelen, een moment dat herinneringen oproept aan Akira Kurosawa’s High and Low, een film waar Parasite enigszins schatplichtig aan is, al is de toon hier bitterder en spottender dan in de cerebrale thriller van de Japanse grootmeester.
Het vernuftige scenario (waar de cineast mee de hand in had) en de slim gesponnen bespiegelingen over de ware aard van het positivistische ideaal van zelfverwezenlijking, dienen als springplank voor een viscerale, barokke visuele opera die door Joon-ho Bong op immer verrassende en inventieve wijze van het ene hoogtepunt naar het andere geleid wordt, om uiteindelijk uit te monden in een verstillende poëtische finale, die de emotionele kern die de hele film door onder het oppervlakte suddert maar nooit kan doorbreken, uiteindelijk ook de vrijheid geeft om op te lichten. De sociale omgeving, aandacht voor de onderbuik van de maatschappij en het toelaten van een uiteindelijk zeer sterk gedefinieerde reflectie op familiebanden, doen onvermijdelijk ook denken aan Koree-Eda’s Shoplifters, als is de stilistische insteek van beide films dan radicaal verschillend.