Valt tegen, een Halloweenprent de zalen insturen als het net putje zomer is. Of niet? André Øvredal deed het toch met verve. Scary Stories werd eentje met lugubere kampvuurverhalen, spinnenbeten en héérlijk geflipte mutanten. Met Guillermo del Toro achter de pen smokkelt u ondanks de warme zon best een dekentje de zaal binnen om onder te schuilen.
Niet dat we willen gezegd hebben dat Scary Stories pis-in-de-broek-eng is. Als u zo zelfdestructief bent dat u een film zoekt die u hetzelfde onbehagelijke gevoel als Midsommar bezorgt, is Øvredals gruwel niet wat u nodig hebt. Vertoeft u echter graag in sferen die uw primaire angsten oprakelen over het lichamelijke of hebt u een onnoemelijke vrees voor ‘de ander’, dan zal u met plezier met ons André op koffie (of bier? Of water?) gaan.
Scary Stories is het schoolvoorbeeld van de romantische gotiek die cineasten als Tim Burton en ook scenarist en producent van dienst del Toro, op de kaart zetten. Niet toevallig: de film is gebaseerd op Alvin Schwartz’ gelijknamige kortverhalenbundel die veelzeggende titels bevatte zoals ‘The Girl Who Stood on a Grave’ en ‘The Dead Man’s Brains’. Omdat het wat knullig is om 29 aparte verhalen te verfilmen, schreven del Toro en Sawfilmmakers Patrick Melton en Marcus Dunstan een overkoepelende verhaallijn waarin een groot deel van Schwartz’ hersenspinsels tot leven kwamen.
De film start in een dorpje op Halloween 1968, het jaar waarin ver weg een allesvernietigende oorlog woedt in Vietnam en Nixon de verkiezingen wint. U ziet de regelmaat waarmee Nixons grijzende gezicht op televisie verschijnt en u wéét: dit is geen idyllisch plekje op aard. Om de verveling tegen te gaan dringt een groep ‘misfits’ ’s nachts een oud spookhuis binnen. Ze stelen een boek en wekken zo de toorn van één van de oude bewoners van het huis. De kracht van verhalen, zo opent de film onheilspellend, is niet te onderschatten: ‘If we repeat them often enough they become real. They make us who we are.’ En zo lijken de verhalen uit het spookhuisboek langzaamaan echt te worden.
Echt scary zijn de scary stories niet, maar gruwelijk zijn ze wél. Øvredal speelt gretig in op het weerzinwekkende in het lichaam: de monsters die uit het boek voortkomen, hebben elk wel ledematen te veel (of te weinig) en berieken of betasten de lichamen van de jongeren op vreselijke manieren. Het is het nachtmerriemateriaal dat ook onder de eigen huid kruipt. Het ‘unheimliche’ zoals Freud het bedoeld had.
Hoewel het best inventief was om kortverhalen te verwerken in een overkoepelend verhaal, is net dat element dat de film zich in de klasse ‘matig’ doet settelen, in plaats van ‘goed’. Het verhaal van het spookhuis, dat de werkelijk geestige verhalen over verrotte tenen in de soep en dikke monstervrouwtjes mogelijk maakt, is zelf wat clichématig. Oude vrouwen die achteruit geleund in een verrotte schommelstoel tobben over hun wraakgevoelens: ‘been there, done that’ .
Vooruitstrevend is Øvredal dus niet bepaald. Wat niet betekent dat dit geen verrukkelijke oldschool horrorfilm is, die zowel doet huiveren als giechelen. En welke cinefiel houdt nu niet van films die de kracht van verhalen vertellen extra in de verf zet?
Scary Stories: