Frank Vander linden had zijn Nachtwerk, The Bony King Of Nowhere zijn Silent Days. Met Einzelgänger voegt Geert Verdickt – van Buurman dus – zijn eigen kleur toe aan het genre van de break-upplaat.
Er zijn verschillende soorten break-upplaten. Er zijn er die over haar gaan, Jij en Ik daar en toen samen en Hoe Dat Fout Is Gegaan. Er zijn er die gaan over hoe veel pijn het allemaal heeft gedaan. En er zijn er die het rechtkrabbelen beschrijven. Einzelgänger is het allemaal een beetje; een catalogus aan hartenpijn.
“Als liefde jou zo dierbaar is, dan laat je haar vandaag niet zomaar gaan.” We zijn geen nummer ver als Verdickt het uitkrijt met een ruwheid die we van hem niet gewoon zijn. Na vijftien jaar is ze weg, en de vaststelling is dat het misschien wel eens aan hemzelf, die eeuwige loner, heeft gelegen. Een stevig gesprek dringt zich op, en dat biedt de titeltrack: “je toont jezelf vaak sterker dan je bent”. Hebben we dat tenminste al gehad.
Verder is ze weg en dat is dat. “Zou het echt zo simpel kunnen zijn?”, vraagt Verdickt zich af, en het antwoord is “ja”: “Zomaar weer verdwijnen zonder triest of zonder kwaad te zijn. En zonder eindeloos te strijden”. Over een eenzaam geplukte banjo klinkt het verslagen; “alsof het zo moet zijn”. En er zijn de kinderen die achterblijven. Het is in de beelden van schrijfbroeder Herman Acke dat “Splinterkind” de leegte het duidelijkst voelbaar is: “Hoe jij ‘mama’ roept en genoegen neemt met mij”.
Niet dat Verdickt zwelgt in zelfmedelijden. Soms mag de zon zelfs schijnen. “Amanda” is het liedje dat ze altijd had moeten krijgen, en dat nu te laat in zijn geschenkverpakking staat te blinken. “Van alle stomme dingen die ik deed was jij de allermooiste”; het is een compliment als een ander, het meefluitdeuntje dat het begeleidt zal ten kantore Radio 2 op gejuich worden onthaald. De mooiste gitaar, een warm ronkende elektrische, zit dan weer in “Krullen”, waarin het ruikt naar het einde van augustus.
Tussenin is de rebound al gepasseerd. “Brussel zal voor altijd Brussel blijven”, maar de nieuwe Zij is alweer aan de horizon verdwenen. Verdickt maakt er een mooi getokkeld liedje van. Dat voelt goed, want “Elk einde is een nieuw begin”, gaat aanvankelijk op dat élan verder voor de drums het dan toch popterrein opsleuren. “We zien elkander weer”, belooft de zanger, en die woordkeuze voelt vooral jaren-zeventig-knullig-aan, een fluitsolo is de druppel; beetje melig. Dan is het uptempo stampende “Tussen Brooklyn en Manhattan”, over “vriendschappen van een klein kwartier”, een evidentere singlekeuze.
“Spijtig dat dromen plots voorgoed verdwenen zijn”, gaat “Splinterkind”. Dat is zo, maar er is een troost. Geert Verdickt heeft aan de breuk een mooie plaat overgehouden, één waarop hij beter zingt dan ooit. Nieuw werk van Buurman zou volgen. Dat wordt maar beter goed om hiernaast overeind te blijven.