Dat u het verdorie beu bent om altijd maar hetzelfde nummer op de radio te horen, met om de zoveel tijd eens een nieuwe groepsnaam erop geplakt. U bent het beu om altijd maar albums in huis te halen die mooi in een genre — een hokje — te plaatsen zijn. U heeft zin in muzikaal avontuur. En kijk, uw gebeden zijn aanhoord: Nos Amers is een trip om duimen en vingers bij af te likken zoals we er al jarenlang geen meer hebben mogen meemaken.
Aan de Franse groep zelf zal het alvast niet liggen. Les Comptes de Korsakoff bestaat namelijk sinds 2010 en heeft al sinds zijn begindagen als missie om theatrale muziek te brengen. Elke release vertelt een uniek verhaal, met als rode draad human torment. Dit album is hun derde langspeler in een discografie die verder nog twee EP’s bevat. Als die allemaal even geniaal zijn als deze, is het ons een absoluut raadsel hoe deze parel zo lang onder de radar is kunnen blijven. Dat ze geen hapklare, gemakkelijk verteerbare muzikale brokken van afgerond drie minuten per stuk maken, kan er voor iets tussen zitten. Zeven minuten is hier geen uitzondering en daarbinnen gebeurt er evenveel als in twee albums van uw doorsnee radiovriendelijke pop- of rockgroep, zonder dat er ooit sprake is van overdaad.
Muzikaal bevinden de roots zich duidelijk in de jazz, zij het van het eerder experimentele type, met een bijwijlen erg stevige toets van mathrock. De groep wordt dan ook gecatalogeerd als jazzrock, al is elk etiket er één teveel. Atypische songstructuren en nummers die plots muzikaal een bocht van 180 graden nemen, voeren de boventoon. De huidige bezetting telt acht instrumenten — drums, bas, elektrische gitaar, drie blazers, piano en cello — plus vocals. Dat is een kleurrijke boel waar je veel kanten mee uit kan, en dat ze dat zelf ook weten!
Opener “Le Maudit” komt als een bezetene de speakers uitgeknald, met zanger/bassist Geoffrey Grangé die klinkt alsof hij teveel absint heeft gedronken en al strompelend en verward al zijn pijnen uitroept, voortgestuwd door harde spasmen muzikale begeleiding. Het nummer neemt vervolgens nog een bocht of twee, drie om uiteindelijk te eindigen in een stukje Dream Theater meets Shinings “Goretex Weather Report”. Nou moe, dat kan tellen als introductie. Het is een uppercut waar Ryu’s Shoryuken nog een puntje aan kan zuigen.
Het verhaal dat verteld wordt, is dan ook een tragedie, geen sprookje: zoveel is duidelijk. Het is eveneens geen afgelijnd verhaal, eerder schetsen, vage indrukken ingegeven door ontredderde angst. Terloops, dit is de eerste Franstalige release van de groep, in tegenstelling tot eerdere Engelstalige werken. Wat volgt is een rollercoaster, op absoluut magistrale wijze gearrangeerd, geïmproviseerd en ingespeeld. Dit zijn muzikanten met een heel grote M, jawel. Niet alleen technisch, want wat een creativiteit wasemt dit uit.
De epische opener wordt gevolgd door een korte basgitaar interlude, “Carrousel”, dat met zijn stoorzendergeluid klinkt alsof het op magische wijze uit het verre verleden in het heden wordt gebeamd. “Terminal” is dan weer parlando op kalme begeleiding, waarop in de eerste helft de woordenrijmelarij in de spotlight staat, afgelost door de pianosolo in de instrumentale tweede helft. “Murmures À L’oreille Des Monstres” gaat richting filmmuziek, met een glansrol voor de cello, die traag opbouwt naar een climax die naadloos overloopt in het frenetisch beginnende “Père Et Fille” dat gaandeweg stilaan terug tot zijn zinnen komt. “Bateau Qui Coule” lijkt dan weer meer op een matrozenlied, dat via het muzikale interludum “Antidote” overgaat op slotsong “Le Double”. Deze laatste gaat het aanvankelijk eerder in een klassieke richting zoeken, waarin Grangé — of althans het personage dat hij incarneert — het opneemt tegen zijn Dr. Hyde. Naarmate die interne monoloog vordert, wordt het nummer zenuwachtiger. Na een tussenstuk van mathrock, wordt het overgoten met een scheurende blazersolo om uiteindelijk te eindigen in een soort van gemoedelijke catharsis. Het geheel, van het eerste tot het laatste nummer, klikt in elkaar als een puzzel. Dit is een album om in zijn geheel te beluisteren, om te beleven net zoals u een boek of een film beleeft.
Ondanks het brede scala aan muzikale richtingen die ingeslagen worden, klopt alles altijd. Alles klinkt ontegensprekelijk als een compact geheel. Sterker nog, het klinkt allemaal natuurlijk, organisch, spontaan, terwijl dit duidelijk technisch in de hoogste lade ligt. Petje af daarbij ook voor de vocals die het hele register afgaan van fluisteren, parlando, cleane zang en brullen tot opera. Je reinste waanzin! Nu is technisch moeilijke, experimentele muziek maken allesbehalve een garantie dat het ook goed is, wat dit ook helemaal niet is. Dit is ronduit op het geniale af, en het geniale zit hem net in het feit dat u niet per se een arty-farty liefhebber van moeilijkdoenerij moet zijn om dit te kunnen appreciëren. Gewoon een open geest en liefde voor de vertelkunst is voldoende.
Korsakoff serveert muzikaal theater van het allerstrafste kaliber met een stevige toets van film noir. Net als bij Scott Walkers The Drift — alhoewel zeer verschillend toch het enige werk waar we dit enigszins mee kunnen vergelijken — valt er dan ook maar een ding te doen: telefoon van de haak, lichten uit, spirit en sigaar in de aanslag, volumeknop op elf en genieten van begin tot eind. Gegarandeerd dat u nog ettelijke malen zal willen terugkeren naar deze unieke wereld. Als u dit jaar maar één plaat buiten uw comfortzone een kans wil geven, laat het — in naam van de muziek – dan alstublieft deze zijn.