Met Still Life, Mountains may Depart en vooral A Touch of Sin, bouwde de Chinese cineaste Jia Zhangke voor zichzelf een sterke internationale reputatie op. <i zal die alleen maar bevestigen, want ook dit is een ijzersterke prent, die de hand van een groot cineast verraadt.
De film opent in de hippe clubs en bars van het Chinese vasteland anno 2001. Terwijl westerse muziek en ontspanning populair beginnen te worden bij de Chinese bevolking, wordt het lokale misdaadkartel nog steeds bestuurd volgens de traditionele, lokale omgangsvormen. Qiao (de echtgenote van Zhangke) is de minnares en rechterhand van de plaatselijke gangsterbaas, die de gevangenis ingaat wanneer ze ingrijpt tijdens een bloedig gevecht door iemand neer te schieten.
Dit eerste deel – dat ook stilistisch afgescheiden is van de rest van de film – is opgezet als een moderne variant op de ‘heroic bloodshed’ Hong Kong films van regisseurs als John Woo, Tsui Hark en Ringo Lam. Er is het opvallende gebruik van romantische inheemse popsongs, hinderlagen door motorrijders, de kenmerkende kleurenfotografie en zelfs rechtstreekse verwijzingen zoals een scène op televisie die letterlijk de voorbeelden evoceert. Alleen is dit een door de realiteit van het hedendaagse China getekende versie: een enkel schot is voldoende om iemands leven te ruïneren en het doden heeft hier geen barokke stijlvolle dimensie meer. Dat idee van demystificatie van het genre, wordt verder doorgetrokken in de rest van de film, die geregeld echo’s oproept van Zhangke’s eigen Still Life. Zodra Qiao uit de gevangenis komt, blijkt haar vroegere geliefde immers een relatie met iemand anders te hebben en is hij financieel aan lager wal geraakt. Uiteindelijk zal hij – conform de wetten van het genre waar Ash is Purest White mee speelt – inderdaad terugkeren naar het dorp dat hij verliet. Alleen is het niet om wraak te nemen, maar als een kreupele te vertoeven in de lokalen van het ‘broederschap’ dat uiteindelijk een volkomen leeg concept blijkt te zijn. Verschillende momenten in de film bevatten echo’s van het vroegere werk van Zhangke, waardoor deze Ash is Purest White ook een soort bloemlezing wordt uit de motieven en obsessies van de cineast. Hier en daar gebeurt dat wat nadrukkelijk, maar meestal worden de hommages aan eerdere films op subtiele wijze in de verhaallijn en vormtaal verweven.
De gevolgen van de gedeeltelijke invoering van het kapitalisme in China (dat in combinatie met de aanwezige factoren aanleiding geeft tot een bijzonder brutale lokale variatie op het systeem) lopen als een rode draad doorheen het oeuvre van Zhangke, maar zijn hier prominent aanwezig: dit is een China waarin iedereen op iedereen aast. Net als in “A Touch of Sin” kiest de regisseur als decor ook voor plaatsen die het meest te leiden hebben onder de nieuwe economische en maatschappelijke doctrines, zoals de imponerende kale landschappen van door iedereen verlaten mijndorpen. De botsing tussen traditionele gebruiken en de nieuwe wetmatigheden van een niets ontziend ‘staatskapitalisme’, roept nieuwe tegenstellingen in het leven, in een land dat al helemaal bepaald werd door verschillen in rag, status en rijkdom. De enkelingen die deze nieuwe realiteit kunnen manipuleren en naar hun hand zetten, zijn in staat ongeziene macht te verwerven, voor alle anderen is deze lokale vorm van kapitalisme niets meer dan een nieuwe manier van controle en misbruik.
Jia Zhangke levert met deze mix van een sociaal ontluisterende kijk op zijn thuisland en een geraffineerd spel met filmmodellen en – patronen, in ieder geval opnieuw een overweldigende en indringende kijkervaring af.