Met zijn eerste album in zes jaar tijd toont Ry Cooder zich weer een muzikale archeoloog, een tijdreiziger naar een Amerika in eenvoudigere tijden.
Als je er het curriculum vitae van Ry Cooder op naleest, kan je niet anders dan onder de indruk zijn. Hij was nog een tiener toen hij aan de zijde van bluesmuzikant Taj Mahal meespeelde met diens Rising Sons, voordat hij door Captain Beefheart aan boord werd gehesen van zijn Magic Band ten tijde van hun debuutalbum Safe As Milk. Daarna bouwde hij aan een solocarrière, waarbij hij zich op zijn albums een archivaris toonde van de traditionele rootsmuziek. In de jaren ‘90 vormde hij samen met onder andere John Hiatt de kortstondige supergroep Little Village en introduceerde hij exotische muzikanten als de Indiër Vishwa Mohan Bhatt (A Meeting By The River), de Malinese bluesgigant Ali Farka Touré (Talking Timbuktu) en – commercieel het meest succesvol – de bejaarde Cubaanse muzikanten van de Buena Vista Social Club bij een Westers publiek.
De voorbije jaren kwam Cooder vooral op de voorgrond als een sociaal bewogen muzikant. Zo maakte hij een trilogie van conceptalbums en met Pull Up Some Dust And Sit Down (2011) en vooral Election Special (2012) ging hij zelfs de expliciet politieke toer op. Op The Prodigal Son is de politieke bewogenheid er nog steeds, al wordt het meer omfloerst gebracht. Geen directe aanklacht, maar via een omweg brengt Cooder nog altijd zijn mening over. Het is een album geworden dat in zekere zin een terugkeer is naar zijn werk uit de jaren ‘70 met naast drie nieuwe nummers ook acht covers.
Met liedjes van auteurs als Blind Roosevelt Graves, Alfred Reed en Carter Stanley is het duidelijk dat Cooder zich niet heeft laten verleiden door voor de hand liggende coverkeuzes, maar diep is gaan graven in de bronnen van de traditionele rootsmuziek. Het zijn nummers met een vaak religieuze ondertoon, maar die tegelijk een subtiele verwijzing in zich houden naar de actuele politieke situatie in de Verenigde Staten.
De nummers worden bijna uitsluitend ingespeeld door Ry Cooder en zijn zoon Joachim op drums en percussie en klinken eenvoudig, maar evengoed warm en tijdloos. De ene keer klinkt het soulvol (“I’ll Be Rested When The Roll Is Called” of een indrukwekkend “You Must Unload”), een andere keer keer serveren ze gospel zoals het in een klein kerkje ergens in een onooglijk dorpje in het Amerikaanse heartland zou klinken (“Everybody Ought To Treat A Stranger Right”). In “Harbor Of Love” wordt de bluegrass van het origineel tot de essentie herleid, terwijl nummers als “The Prodigal Son” of “In His Care” dan weer old time folk zijn. De drie eigen nummers passen naadloos binnen het geheel. “Gentrification”, een kritische blik op stadsvernieuwing, refereert op meer dan een manier naar eerder werk van Cooder.
In 1984 zorgde Ry Cooder voor een klassieke soundtrack bij Wim Wenders’ klassieker Paris, Texas waarop de klassieker “Dark Was The Night, Cold Was The Ground” van bluesmuzikant Blind Willie Johnson een cruciale rol speelde. Op dit album pakt hij weer uit met twee Johnson-covers waarbij vooral een lang uitgesponnen “Nobody’s Fault But Mine” in dezelfde knappe, onheilspellende sfeer baadt. Dit is old, weird americana. Muziek die bezeten lijkt door duistere geesten in het donkerste uur vlak voor zonsopgang, ergens in een godverlaten woestijn.
The Prodigal Son biedt geen verrassingen voor wie Cooders werk kent. Het is wel een proeve van ’s mans kunnen dat zonder verpinken naast zijn klassieke albums mag staan. Dit is superieur vakmanschap, en dat bedoelen we in de positiefst mogelijke betekenis van het woord.
Ry Cooder speelt op 11 oktober in de Stadsschouwburg (Antwerpen) en de dag erna in Kursaal (Oostende), weliswaar tegen lichtjes onrustwekkende ticketprijzen.