Met zijn vierde plaat zet King Tuff een fraaie stap vooruit. Waar King, die officieel als Kyle Thomas door het leven gaat, tot nu toe uitblonk in heerlijke rock-‘n-roll die zowel van T-Rex als The Undertones afstamt, laat hij ditmaal af en toe het gaspedaal los, wat leidt tot zijn meest geslaagde plaat: The Other, een introspectief meesterwerk.
Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn in het koninkrijk van King Tuff. Zoveel werd al aangegeven door Was Dead, zijn debuut uit 2007. Dat album verscheen op het pietluttige Tee Pee Records en werd vervolgens via Burger Records aan een cultaanhang geholpen, terwijl Tuff ondertussen onderdak had gevonden bij Sub Pop, waar hij met King Tuff en Black Moon Spell twee platen uitbracht die perfect bij de oorspronkelijke aanpak van dat label pasten. No-nonsense rock, waar het spelplezier voorop staat en waar geen al te diepzinnige theorieën over opgehangen moeten worden. Concerten van King Tuff waren door dezelfde doeltreffende benadering een feest voor de bezoeker, een uurtje onderdompelen in de complexloze wereld van even aanstekelijke als simplistische gitaarrock.
En dan is er nu The Other. Tuff staat als een soort wizard op de ruizige hoesfoto en komt aanzetten met een titeltrack die als indrukwekkende opener fungeert. Goed zes minuten lang gaat het er rustig aan toe. Weg feest, weg met een onnozele grijns gespeelde kickass riffs. “No agenda, no master plan, no important dates/ No reason to be alive at all, as far as I can tell” klinkt het in de eerste strofe. Nou, nou.
Zoals hij in een korte omschrijving op de website van Sub Pop aangeeft, zat King Tuff op de bodem. Gelukkig voor ons, en vermoedelijk ook voor hemzelf, bleef de drang tot muziek maken bestaan. Dat resulteerde in “No Man’s Land”, dat op dezelfde thematiek als de opener verder surft, maar licht aan het einde van de tunnel suggereert. Bij momenten klinkt de songs zowaar episch, als een ver neefje van Smith Westerns.
Net als in het verleden, laat King Tuff zich ook ditmaal omringen door interessant muzikaal volk. Vaste maatje Ty Segall speelt drums op de halve plaat en doet dat verdomd goed, zoals blijkt uit het door een heerlijke stomp voortgestuwde “Raindrop Blue”. Jenny Lewis valt dan weer te horen in “Infinite Mile”, een relatief eenvoudige, van franjes ontdane rocksong met een country-toets.
Lewis zingt eveneens backings op “Psycho Star” het prijsbeest van dit album. Een aanstekelijke riedel, een baslijn waarop stilzitten onmogelijk is en een tekst die, welja, enigszins hippie-achtig aandoet, zonder dat het al te melig wordt. Diep vanbinnen is King Tuff nog steeds een punkrocker, die echter een manier zoekt om met deze rare tijden en met de kronkels in zijn eigen leven om te gaan. Onwillekeurig maakt dat van “Psycho Star” een als heerlijk te omschrijven louterende song.
Er vallen vast interessant klinkende analyses te maken vallen over volwassen worden of andere toestanden die een mens overkomen. Maar net zo goed kan The Other beluisterd worden voor wat het is, een plaat van een muzikant op zoek, de neerslag van een niet al te best hoofdstuk uit een leven, op zo’n manier vastgelegd dat de buitenwereld er zowaar ook wat aan heeft.
King Tuff speelt op 24 augustus op Sugarfactory in Amsterdam.