De voorbije jaren was Jozef Dumoulin zo vaak in de weer met grenzen verleggen op de Fender Rhodes en andere elektrische klankgeneratoren, dat het een vanzelfsprekendheid werd; een automatische associatie. Die wordt nu onderbroken door een akoestisch kwintet met Franse collega’s.
Duik maar eens in het recente verleden. Er was het opgemerkte soloalbum op Fender Rhodes, maar ook de groepsbricolages met Warped Dreamer en The Bureau Of Atomic Tourism, het droomlabo van Lilly Joel, de hallucinogenen van Plug And Pray en de uitdagende trio’s met Verbruggen/Haino en Eskelin/Weiss (Red Hill Orchestra). Met Orca Noise Unit keert Dumoulin terug naar de piano en een op papier nog vrij conventionele samenstelling met fluiten (Sylvaine Hélary), rieten (Antonin Tri Hoang), bas (Bruno Chevillon) en percussie (Toma Gouband). Van doorsnee muziek is echter geen sprake.
Dat viel natuurlijk te verwachten. Om maar een voorbeeld te geven: Gouband is een percussionist die zich regelmatig bedient van wat de natuur hem biedt, zoals takkenbosjes en stenen. Maar ook de insteek van Dumoulin stuwt de muziek buiten het gangbare. De naam van de band is een anagram van oneironautics, dat zowat kan samengevat worden als bewuste droomreizen. Het is de ongrijpbare logica van dromen en de spreidstand tussen het herkenbare en het mysterieuze die hier centraal staan. Als Dumoulin aanvankelijk dacht te gaan werken met composities, dan zorgden enkele informele sessies ervoor dat hij dat idee liet varen. Het draait hier om interactie die hier en daar aanstuurt op gecomponeerde samenhang — of zo aanvoelt — maar die niettemin vrij is.
Die aanpak in combinatie met deze vijf persoonlijkheden leidt tot een heel eigen stijl en sound, wars van clichés of makkelijke spielereien. Hier dus geen loodzwaar gedaver of dik aangezet drama om het droomaspect in de verf te zetten, maar een raamvertelling van vijftien delen die vaak opvallend kort zijn (samen goed voor 51 minuten) en sterk variëren qua densiteit en sfeer. Is “As Above, So Below” in de kop een skeletachtige fantasie die aanvoelt als een slepende mars met raadselachtige patronen, dan beland je even later in een stuk waarin de bas geen pointillisme meer beoefent, maar een grove schraapbeweging met een ritualistische toets.
Het zou te ver leiden om de onderlinge verschillen tussen al die stukken uit de doeken te doen. Elke muzikant krijgt volop momenten om de sfeer te bepalen met zwalpende melodielijnen, schurende texturen, dwarrelende notenregens en natuurlijk het ongewone maar organische spel van Gouband dat centraal staat in o.a. “Second Room” en het compacte “Peering And Palpation”. Het ene moment ontstaat het ongemak in het diepe pianoregister en met iel geschraap en een spookachtige fluit, even later valt het uit elkaar met een ontmantelde schets of een hoekigheid en densiteit die voor een plotse turbulentie zorgt. Een enkele keer wordt zelfs vaagweg herinnerd aan het manisch intensifiërende werk van Nick Bärtsch, al klinkt dit vijftal nergens zo steriel of mechanisch.
Het is geen evident of hapklaar geluid. Als er al elementen opduiken die kunnen fungeren als houvast (vooral ritmisch), dan worden ze steevast opgeofferd voor een excursie in een tegenovergestelde richting. Voor luisteraars met open oren is het echter een fascinerende, collectieve reis waarvan achteraf misschien vooral de tintelende raadselachtigheid en onvoorspelbaarheid nazindert, maar die tijdens het beluisteren ook overtuigt met een vrijheid die gretig aangegrepen wordt en een bijzonder hoorspel oplevert.