De in Braziliƫ geboren en in Duitsland gevestigde Dominique Dillon de Byington is op zes jaar tijd van een alleraardigst tussendoortje blijven evolueren tot een intrigerende artieste met een eigen muzikale en visuele signatuur. Waar ze op This Silence Kills begon als zoetgevooisde singer-songwriter van vaak nog wat dertien-in-een-dozijnerige indiemelodietjes, heeft ze tegen plaat nummer drie een intrigerend eigen geluid ontwikkeld, dat aan een aantal indrukwekkende namen refereert met een eigen twist.
Voor The Unknown verkende Dillon al intensiever de elektronica die haar thuisbasis Berlijn zo sterk beĆÆnvloedt. Deze vindt nog steeds zijn weg naar dit album, zij het dan op een nog subtielere wijze en rijker afgewisseld met organische klanken. De uitgepuurde, soms eigenzinnig geĆÆsoleerde beats en effecten van mysterieuze opener āKindā doen denken aan Arcaās producties voor Bjƶrk. De IJslands-Venezolaanse tandem komt meermaals in het achterhoofd — iets verder nog in het klankschalenwerk van āLullabyā — maar wordt tot minder cerebrale, knussere songs verwerkt. Dillons karakteristieke stem met hoog register en rokerige kraak blijft plaat na plaat aan emotionele lading groeien. Het voorgenoemde wiegelied en de aan CocoRosie refererende minisong āTe Procuroā lijken intiem in het oor gezongen. Door niet te overdrijven met elektronica, geeft dit de songs een interessant spanningsveld van warm en koud.
Op Kind blijft Dillon dus de grote effecten schuwen en bouwt ze met een coherent klankpalet stap voor stap op naar het explicieter clubgerichte orgelpunt āContact Usā, dat met zijn harde elektronica terugblikt naar āAbrupt Clarityā, het prijsbeest en de vreemde eend in de bijt van haar debuutplaat. Het hele parcours is echter minutieus gecomponeerd. āStem & Leafā wordt open geblazen door een kopersectie die niet misstaan had op Florence and The Machineās How Big How Blue How Beautiful, hoewel de compositie minder groots opzwelt, maar door een ritmische beatsectie eerder tot een midtempo gedragen wordt. Een sidderende bridge doorklieft het sacrale sfeertje van het nummer, alvorens die een laatste lichte tempoversnelling ingaat vanwaar een segue het naadloos laat overvloeien in āShades Fadeā. Op deze track, en verderop in het al meer beatgedreven āRegular Movementā, maakt de blazerssample opnieuw zijn opwachting. Het effect verweeft de nummers hechter met elkaar, maar wordt steeds in een andere sfeer geĆÆntegreerd.
De titeltrack keert in de staart nog eens terug in een stevig gedeconstrueerde versie als ā2.Kindā. Deze boeksteunen reflecteren meteen ook de uitersten van het hele werk: van sober en knus tot een killere elektronische mix, maar in beide gedaantes even intrigerend. Dergelijke effecten zijn de kers op de taart die de aanhoudende groei van Dillon als artieste tonen. Probeer haar met dit materiaal ook live te checken, waar ze de sfeerschepping steevast complementeert met een uitgekiende lichtcompositie en in thuisland Duitsland, waar ze een groter publiek en dus ook dito zalen weet te bereiken, zelfs experimenteert met hertaling naar nieuwe bezettingen (orkesten en koorpartijen) en omgevingen (opera en theater).