Werd voorganger Star Wars nog uit het niets op het internet gezwierd, dan valt opvolger Schmilco wel weer een traditionele release te beurt. Deed de eerste vooruitgeschoven single “Locator” nog enigszins vermoeden dat het hier om een reeks outtakes van Star Wars zou gaan, dan blijkt het eindresultaat een album te zijn dat er een logische tegenpool van is.
Toen de demonen in het hoofd van Jeff Tweedy (migraine, depressie, angstaanvallen) nog volop raasden, leverde hij begin deze eeuw met Wilco een absoluut meesterwerk (Yankee Hotel Foxtrot) en een bijna-meesterwerk (A Ghost Is Born) af. Albums waarop de alt-country van voorheen ingewisseld werd voor experiment en avontuur. Daarna klaarde de rook in het hoofd van Tweedy langzaam op. Gecombineerd met het (gedwongen) vertrek van Jay Bennett, die andere Wilco-sleutelfiguur uit de begindagen, brak er na de release van Yankee Hotel Foxtrot een periode aan waarin Wilco enigszins op automatische piloot verder ging met een reeks albums die wat formulistisch aandoen. Het was pas met het vorig jaar verschenen Star Wars dat er eindelijk nog eens een album van Wilco uitkwam waar de urgentie en gedrevenheid van afspatte. Gelukkig blijkt ook dit nieuwe album op dat nieuw gevonden elan verder te gaan.
Wat meteen opvalt, nog voor je het album de eerste keer beluistert, is de opgewekte toon die het uitstraalt. Er is het kleurrijke artwork van de Spaanse stripauteur Joan Cornella, die gekend staat om zijn strips vol zwarte humor, maar evengoed de zelfrelativerende titel Schmilco, een referentie naar Nilsson Schmilsson van de wat vergeten singer-songwriter Harry Nilsson. U weet wel, die van dat liedje van de film Drugstore Cowboy (“Everybody’s Talking”). En dan zijn er nog een aantal songtitels die een variatie zijn op andere bekende liedjes zoals “If I Ever Was A Child”, “Shrug And Destroy” en — onze favoriet — “We Aren’t The World”.
Was Star Wars een album dat soms alle kanten uitsprong, dat rockte, piepte en kraakte maar evengoed gewoon teder was, dan is Schmilco een album dat veel meer een stilistische eenheid uitstraalt. Grotendeels akoestisch is het een album dat, de aanwezigheid van gitaarmagiër Nels Cline ten spijt, volop de kaart trekt van de song en de instrumentale losbandigheid tot een minimum beperkt. De liedjes zijn vaak opgebouwd als kleine miniatuurtjes, met een sfeer die herinneringen oproept aan de onderkoelde folk van The Velvet Underground ten tijde van hun titelloze derde album. Dat gaat dan van een kleine, breekbare wals (“Normal American Kids”) tot het wat gejaagdere “Cry All Day”, dat tevens het enige nummer is dat de grens van drieëneenhalve minuut overschrijdt. Om maar te zeggen, dit is niet het album van het grote verhaal, het grote gebaar.
Hoewel Schmilco een album is waarop Jeff Tweedy zonder meer centraal staat, krijgt de band af en toe wel even vrij spel. “Quarters” begint als een klein, eenvoudig folkliedje maar krijgt een weerbarstig coda mee. Ook op andere nummers (“Nope”, “Shrug And Destroy”) hangt de sfeer van de experimentele Beatles — die van songs als “Tomorrow Never Knows” — om de hoek, als een herinnering aan de experimenteerdrift die de band vijftien jaar geleden zo kenmerkte. Maar net wanneer de ernst dan weer de bovenhand lijkt te nemen krijg je een song als “We Aren’t The World”, overigens een van de hoogtepunten op het album, waar de tekst in het refrein (“We aren’t the world / We aren’t the children”) je toch even doet glimlachen.
Als Star Wars het extraverte album was waarop Wilco zichzelf wist heruit te vinden, dan is het introverte Schmilco de complementaire opvolger. Schmilco haalt dan wel niet hetzelfde hoge niveau, maar het bevestigt toch wel dat Wilco na de magere jaren echt wel back in business is.
Wilco komt op 27 en 28 oktober het album voorstellen in de AB. Beide concerten zijn reeds enige tijd uitverkocht.