Laten we maar direct met de deur in huis vallen: Martin Courtney is de frontman van Real Estate en hij heeft een soloplaatje gemaakt vol met jingle-jangle-gitaartjes en The Byrds-achtige koortjes. Van hoes tot productie, over de hele plaat hangt een gouden, doorzichtig vliesdekentje, als een vergeelde foto uit de jaren 60 of 70. Driewerf spijtig dan dat Courtney domweg goede songs is vergeten te schrijven.
Die eerste single “Northern Highway” was al een veeg teken aan de wand dat dit een soort van Real Estate-light album zou kunnen worden. “Northern Highway” mag dan wel een existentieel crisisje bezingen met glasheldere gitaartjes die wat aan Real Estates “Talkin’ backwards” doen denken, er is weinig interessants aan. We hebben dit ergens al eerder gehoord, op een The Byrds, The Kinks, Big Star of “plaats hier een andere iconische jaren 60 of 70 folk-rock artiest of band”-compilatie bijvoorbeeld. De grens tussen inspiratie en pastiche is hier haarfijn.
Het is natuurlijk ergens onfair om dit eerste album van Courtney te gaan vergelijken met het werk van Real Estate, maar je kan je gewoon niet van de indruk ontdoen dat het merendeel van deze plaat al te gemakzuchtig voorbijslentert. Neem nu opener “Awake” die nooit echt van de grond komt — het soort nummer waarvan je halverwege denkt, het refrein zal nu wel al geweest zijn, maar geen idee wat het was en hoe het klonk.
Goed gemusiceerd wordt er wel: over de buiten de lijntjes kleurende bas van “Foto” of dat kraakheldere gitaarlijntje van “Vestiges” hebben we niet te klagen. Een viooloutrootje hier, een leuke drumroffel daar, het klinkt allemaal heel lieflijk en pastoraal dankzij de productie van Jarvis Taveniere van Woods, maar het bijt niet en blijft ook niet hangen. Het grote probleem is dat Courtney er nauwelijks in slaagt interessante of memorabele melodielijnen bijeen te scharrelen. En als dat niet lukt, dat hij dan op zijn minst strofes schrijft die niet alleen uit karamellenverzen bestaan, zonder irritant voorspelbaar rijmschema.
In dat opzicht moet het absolute tekstuele dieptepunt “Asleep” zijn: “Won’t you please just let me be / In the middle of the tree / You know I’m still asleep”, of wat denkt u anders van “Folks back home all wish me well / I just wish I had you near me baby / I don’t stand a chance in hell” uit “Northern Highway”. Het is rijmelarij van de bovenste plank gecombineerd in beide gevallen met een stomvervelende melodie, lieflijke strijkertjes, harpachtig gitaarspel, et cetera. Het zal allemaal wel mooi klinken, maar in het licht van de eeuwigheid interesseert het ons niet.
Geen idee bovendien wat we moeten doen met het bucolische instrumentale intermezzo “Many Moons” met vreselijk kitscherige fluit — denk aan Nick Drake in een uitzinnig vrolijke bui — of de ronduit slaapverwekkende afsluiter “Airport Bar”. Er is wel iets van verbetering merkbaar naar het einde toe: “Little Blue” heeft eindelijk eens een interessant weerhaakje in het samenspel tussen het wiegende ritme en gitaar en “Focus” klinkt doodgewoon als Real Estate en dat is prima zo.
Nu, dat is dan nog altijd maar een bijzonder schamele twee op tien. Nee, geef ons dan maar een nieuwe Real Estate of gewoon iets met een beetje meer originaliteit dan dit herkauwde, kapotgekauwde jaren 70-eerbetoon. Zonde van de klasse muzikanten en van de mooie productie. Als puntje bij paaltje komt, is Many Moons zoals het behangpapier van de bomma: het ziet er op het eerste zicht wel charmant uit, maar ’t is echt niets dat u in huis wilt hebben.