Mokerslagen van drama’s, dat was het type film waar Alejandro González Iñárittu tot nog toe een patent op had. Van de harde en hectische realiteit op de straten van Mexico-Stad in Amores Perros over wereldwijde problemen tussen mensen onderling in het ambitieuze Babel tot het persoonlijke drama van de in illegaliteit dwalende Uxbal in Biutiful: het waren steeds films waarin weinig te lachen en veel te huilen viel. In Birdman gooit de Mexicaanse cineast het roer om, ook al blijft een gepatenteerde dissectie van de condition humaine nooit veraf.
Mooi was het niet, de manier waarop de wegen van Iñárittu en zijn vaste scenarist Guillermo Arriaga na de release van Babel uit elkaar liepen. De laatste verweet de eerste dat hij té veel het auteurschap op de uit mozaïeken opgetrokken Death Trilogy – voor Babel kwamen ook Amores Perros en 21 Grams – claimde, terwijl Iñárittu daarop dan weer van mening was dat een goed scenario niets is zonder een geweldige regisseur. Arriaga leverde enkele jaren later overigens zélf het bewijs voor die stelling door The Burning Plain te maken: intelligent scenario, domme film.
We weten niet of de ene de andere nog alimentatie betaalt, maar na de vechtscheiding is het alleszins Iñárittu die de publieke opinie op z’n hand kreeg. Enerzijds omdat het beroep van regisseur nu eenmaal meer uitstraling heeft dat van scenarist, anderzijds omdat Iñárritu in het gitzwarte Biutiful bewees dat hij op z’n eentje ook gut punching movies kan afleveren. We weten niet hoe het met u zit, maar door die scène waarin Chinese gastarbeiders het loodje leggen in de slecht verwarmde loods van een textielfabriek hebben we vier jaar later nog steeds van een knoop in onze maag en kloppingen in ons hart.
Het is echter nu, met Birdman (Or: The Unexpected Virtue of Ignorance – gewéldige ondertitel), dat Iñárittu echt bewijst wat voor een polyvalente én briljante filmauteur – en ja, dat woord gebruiken we bewust – hij wel niet is. In deze swingende satire staat Riggan Thomson (Michael Keaton) centraal, een voormalige Hollywoodster die niet meer aan de bak komt sinds hij zijn alter-ego Birdman heeft begraven. Twintig jaar na de laatste Birdman-superheldenfilm tracht hij zijn carrière opnieuw te lanceren én een beetje artistieke geloofwaardigheid op te bouwen: hij schrijft, regisseert en speelt de hoofdrol in een toneelbewerking van Raymond Carvers What We Talk About (When We Talk About Love.
Dat loopt echter niet van een leien dakje: de producent (Zach Galifianakis) herinnert Thomson voortdurend aan de geldproblemen waarmee ze kampen, z’n dochter (Emma Stone) is meer bezig met het afkicken van drugs dan met het assisteren van de productie en de cast is ofwel lichtjes onzeker (Naomi Watts en Andrea Riseborough) ofwel eindeloos arrogant (Edward Norton). En ondertussen vecht Thomson nog eens tegen vooroordelen en tegen demonen uit het verleden, die verdacht veel weg hebben van zijn voormalige sterrenrol.
Het is verbazingwekkend moeilijk om de toon en thematiek van Birdman accuraat te omschrijven. Natuurlijk, de film is een satire op sterrendom en superhelden: met Emma Stone (The Amazing Spider-Man), Edward Norton (The Hulk) en Michael Keaton (Batman) heeft de helft van de cast al eens rondgelopen op de set van dergelijke blockbusters, en dan laten we Naomi Watts en King Kong gemakshalve nog buiten beschouwing. Maar Birdman is ook veel meer dan dat: een eenzijdige aanklacht tegen mega-kaskrakers is de film zeker niet, en ook de pedante theaterwereld, die zichzelf te serieus neemt, krijgt ervan langs. Bovendien leeft Iñárittu zich voelbaar uit in die ene grootschalige actiescène die de film bevat: wie in de Mexicaan een basher van bombastisch plezier ziet, leest Birdman verkeerd.
Als Birdman iets is, moet het wel – en we bieden alvast onze excuses aan, voor het gebruik van een nietszeggende term – postmodern zijn. Wat zeggen we, Birdman is postmoderner dan postmodern. De film speelt zich voor een groot deel af op een meta-niveau: de acteur wiens grootste rol die van Batman is, speelt een acteur die kampt met het imagoprobleem dat Birdman hem heeft bezorgd, weet je wel. Komt daar nog bij dat Iñárritu zowel de filmwereld als de theaterwereld genadeloos doorprikt, en de leegte die erachter schuilgaat al even genadeloos in je gezicht pleurt. Beroemdheid en succes hebben bij Thomson enkel verbittering en eenzaamheid teweeg gebracht, terwijl Nortons personage, de naar Waarheid zoekende Mike Shiner, in de werkelijkheid enkel nihilisme op z’n weg vindt.
Dat klinkt zwaar op de hand, maar dat is het niet. En dat is meteen ook de grootste sterkte van Birdman. Veel punten die Iñárittu wil maken zijn een tikkeltje halfslachtig en blijven wat aan de oppervlakte drijven, maar daardoor blijft Birdman ook erg licht van toon. Na Biutiful wilde de cineast een komedie draaien, en hoewel die vlag de lading van Birdman niet helemaal dekt, heeft hij wel een verbazingwekkend grappige film afgeleverd. De dialogen zijn scherp, spitsvondig en eindeloos amusant. Een potsierlijk duel tussen Keaton en Norton heeft veel weg van slapstick, maar past toch naadloos in het geheel. En de wandeling die Keaton in z’n onderbroek over Times Square maakt is even hilarisch als ridicuul, maar Iñárittu kijkt erop toe dat Birdman nooit een flauwe, platte klucht wordt.
Over de twee grootste talenten van de regisseur hebben we het echter nog niet gehad. Iñárittu slaagt er immers ook in Birdman in om acteurs naar hun hoogste niveau te tillen, met Michael Keaton op kop. Als Keaton de rol te showy had aangepakt, had Riggan Thomson erg snel in een karikaturaal personage kunnen vervallen, maar de acteur speelt de hoofdrol op een behoorlijk gedoseerde manier. In de bijrollen leveren ook Emma Stone en Zach Galifianakis erg puik werk, maar het is vooral Norton die een glansprestatie neerzet als de pedante, hilarische en ietwat zielige acteur Mike Shiner.
Naast een begenadigd acteursregisseur blijft Iñárittu echter bovenal een uitmuntend stilist. Dat hij meer kan dan de opgefokte videoclip-montage uit Amores Perros en de bittere droomwereld uit Biutiful, bewijst hij met de verbluffende vorm van Birdman. Op twee korte montagesequenties helemaal aan het begin en het einde van de film na, lijkt het alsof Birdman in één eindeloze long take is opgenomen. Dat is natuurlijk niet het geval: de weinige cuts die er zijn, heeft de filmmaker gewoon bijzonder goed weggestoken. Het verleent de film een geweldig tempo, en de verbazingwekkende tracking shots van director of photography Emmanuel Lubezki (niet toevallig de man die ook bij Gravity en Children of Men achter de camera stond) zijn een genot om naar te kijken.
Oké, hier en daar zorgt dat ene verbluffende shot na het andere er natuurlijk een beetje voor dat je wat gevoelloos kunt worden voor de schwung waarmee Birdman is gemaakt, en het satirische kantje van de film had hier en daar misschien een tikkeltje dieper kunnen snijden. Maar Birdman is wel een film met een stevig stel kloten, gemaakt door een regisseur met een unieke visie, die niet bang is om zichzelf heruit te vinden. Een geflipte satire, een absurde komedie, een persoonlijk drama, een bittere analyse van de menselijke leegte in een postmoderne wereld: Birdman is het allemaal. Benieuwd wat Guillermo Arriaga daarvan vindt.