De prinses van de duisternis liet haar haren weer zwartblakeren, maar laat op haar vijfde langspeler meer licht doorheen de songs schijnen. Zola Jesus trok weg van de avant-garde en zocht naar een eigen invulling van pop.
Het titelnummer zuigt je meteen Taiga, in met de galmende mystiek die in “Swords” op de voorganger je speekselklieren ook al in werking zette. Het nummer begint als een heidense ceremonie die in het refrein door een dubstepbeat doorkliefd wordt. Aan het eind wordt Taiga officieel ingeluid door een salvo digitale blazers, die doorheen het album een rode draad zullen vormen.
Aan de hand van de eerste minuten zou je opnieuw een gitzwarte electroplaat van Nika Roza Danilova verwachten, maar wat volgt is haar meest popgevoelige werk tot op de dag van vandaag. De single “Dangerous Days” kon zowaar uit de pen van Sia Furler gekropen zijn. Goed gemaakte pop, dat willen we zeker niet tegenspreken, maar toch een grote stap richting mainstream voor een artieste die destijds met het grandioos eigenzinnige The Spoils” debuteerde als de verloren dochter van Diamanda Galás.
Gelukkig kan ze ook spannendere resultaten uit het genre persen. Met “Ego” schreef ze een song die Beyoncé tot een mierzoete, epische ballade zou opsmukken. Zij holt hem helemaal uit en drapeert hem over een monotone beat die later verzwolgen wordt door een zee van violen. Het omgekeerde kan echter ook. “Hunger” stapelt R’n’B-structuren op, vertaalt ze naar elektronica en zet de duisternis verder in de verf dankzij Danilova’s keelstem, die extra verkild wordt door echo-effecten. Met “Lawless” en “Hollow” maakt ze haar eigen grootse popsongs, maar dan wel exemplaren die zo uitgekiend opgebouwd zijn dat ze tegelijkertijd aanstekelijk en uitdagend klinken. Haar aanpak is te vergelijken met die waarmee Hurts de aandacht wist te trekken: pop dopen in plechtstatigheid, hoewel Danilova de nummers nog ijziger durft af te koelen.
Taiga daagt de commerciële conventies echter niet altijd zo sterk uit. “Go (Blank Sea)” is het type opgezwollen popnummer dat in de jaren negentig wel vaker gemaakt werd — denk maar aan het debuut van Ace Of Base — en dus niet echt meer als alternatief bestempeld kan worden. Middenin mag er wat geëxperimenteerd worden met de melodie, maar dat doet Danilova wel vaker op deze plaat, wat het verrassingseffect drastisch doet afnemen.
Op den duur begin je de formule dus door te hebben. Dit zorgt ervoor dat we niet van een ware klassebak kunnen spreken, in combinatie met een paar mindere nummers. De kruisbestuiving van soul en wave “Dust” klinkt veel bleker en minder avontuurlijk dan de beschrijving laat vermoeden. Het a capella ingezette “Nail” heeft ook te weinig vlees aan de botten om de minimalistische aankleding aan te kunnen en begint pas op te vallen wanneer het arrangement middenin wat bonter ingekleurd wordt.
Taiga is een aardige stijloefening van een artieste die dankzij haar aparte klankkleur altijd haar eigenheid zal behouden, maar komt niet onaflatend sterk uit de hoek. Laten we hopen dat het hier een interessante zijsprong betreft en niet de start van een afhellen richting een makkelijker geluid.
Zola Jesus staat op 14 november in Botanique.