Een paar maanden terug, toen St. Vincent – née Annie Clarke – en David Byrne samen concerteerden in de Bozar, stond de Amerikaanse nog wat in de schaduw van het Talking-Heads-monument. Met haar nog niet uitgebrachte maar wel al fel bejubelde vierde soloplaat St. Vincent onder de arm kwam Annie Clarke in de AB die indruk uitwissen. Daarvoor bleek de brug naar het publiek nog te lastig, al zal dat niet aan haar songmateriaal gelegen hebben.
Aan St. Vincent is een hoek af, en van zodra ze in Brussel op de bühne verscheen – hebt u die fonkelende pretoogjes gezien? – wist je: het mens is gewoon nog maffer geworden – maar daarom niet minder aantrekkelijk, zelfs met haar nieuwe kapsel in die bleke, donkergrijze ontembare lokken. Van begin tot eind speelde St. Vincent een rolletje dat hoofdzakelijk bestond uit hoekige en afgemeten danspasjes en een gebrek aan echte toenadering tot het publiek. Niks mis mee natuurlijk om een echte show op te voeren, maar dan moet het wel werken – quod non.
Gelukkig zat het muzikale luik wel goed in elkaar: funky electronica ging van bil met strakke gitaren en opwindende discopop – en dat in een goed uitgebalanceerde setlist waarin uitvoerig plaats was voor nieuwe én oudere nummers. De kop ging eraf met een lekker kletsend en met stevig gitaarwerk gewapend “Rattlesnake”, op de voet gevolgd door misschien wel het beste nummer op haar nieuwe plaat: een al even zwierig en opzwepend “Digital Witnesses”, een nummer dat eigenlijk zomaar op haar plaat met David Byrne had gepast – die blazers! “Cruel” was Annie-Clarke-style disco, en “Birth In Reverse” (‘what an ordinary day / take out the garbage, masturbate’), mocht het heerlijke openingskwartet vervolledigen.
Ook in de rest van de set was de kwaliteit van Clarkes nummers aanzienlijk, al was er ook ruimte voor songs waarin het tempo een stuk lager ligt. “Laughing With A Mouth Full Of Blood” klonk na vijf jaar frisser dan ooit, en met “Surgeon” en “Chearleader” dropte St. Vincent twee bommetjes vanop haar vorige album Strange Mercy – vooral dat laatste nummer kroop onder de huid. Prince Johnny was nog zo’n hoogtepunt, al kan dat ook gelegen hebben aan het feit dat wij Annie Clarke altijd al over een trap wouden zien kronkelen.
Het klonk dus allemaal wel uitstekend, alleen bleef het verdomd jammer dat de Amerikaanse nooit uit haar comfort zone trad en de band met het publiek opzocht. In haar bindteksten deed ze wel alsof, maar iedereen had meteen door dat haar we-have-so-much-in-common-praatjes vooral bedoeld waren om het bevreemdende van haar act nog extra in de verf te zetten. ‘You’ll surely remember this one: you once told a lie. Right? Then you became sick. And you wondered: is this punishment? But then you remembered you don’t believe in retribution.’ Dat soort afstandelijk absurdisme dus. Gelukkig maakt haar glimlach veel goed.
Het beste nummer van de avond was overigens een zinderend “Marrow”: St. Vincent haalt zwaar uit met haar gitaren – hadden we al gezegd dat Clarke een begenadigd gitariste is? –, de lichtshow klopte helemaal, en even leek ze uit haar rolletje te stappen en gewoon met volle teugen te genieten. Dat deed deugd. Ook in het tot het einde opgespaarde “Krokodil” mochten de teugels van haar keurslijf even gevierd worden. Resultaat: bijtende song, straffe opvoering, krankzinnige Annie Clarke. Zij geniet, wij genieten.
Dat was echter geen voorbode voor de bissen, waarin Clarke terug in haar rol kroop. Oude songs “The Bed” en “Your Lips Are Red” bewezen dan wel dat ook haar vroege werk parels bevat, maar wij misten toch nog steeds de frontvrouw die St. Vincent ongetwijfeld kan zijn. Dommage.