Na het sufgehypete maar meer dan verdienstelijke debuut en de moeilijke, licht overschatte tweede waarmee ze ware indiesterren werden, verrast Vampire Weekend vriend en vijand met album drie. Modern Vampires Of The City is ambitieus, ongegeneerd spierballen rollend en in vele sloten tegelijk lopend, maar vooral ook behoorlijk fantastisch.
Voor wie het geheugen van een goudvis heeft en de vakkundig heropgeklopte hype van de voorbije weken gemist heeft: vier jongens leerden elkaar kennen op een van de duurste universiteiten ter wereld, laten zich graag door de meest diverse stijlen inspireren in hun vrolijke en verrassende popdeuntjes, maar vinden zichzelf ook net dat tikje te geweldig. (lees ons interview met componist/multi-instrumentalist/hautaine mens Rotsam Batmanglij ter bewijs)
Hun debuut liet menig muziekjournalist, blogger en hipster opgewonden kirren. Opvolger Contra deed het met extra productietijd en een flinke laag elektronica uit de intussen ook alweer errug 2010 zijnde no wave-school, wat de nochtans weer uitstekende songs niet bepaald ten goede kwam. Festivalpodia werden platgespeeld, een concert verhuisde onverwachts van Vorst Nationaal naar de Ancienne Belgique en het werd even best stil. Alweer een indiesnoepje dat de hype niet overleefde? We vreesden er nogal voor, al hebben we altijd een behoorlijke boon voor Vampire Weekend gehad.
Het was dus even slikken toen enkel “Step” bleef hangen na de eerste beluistering van Modern Vampires Of The City. Wat een song trouwens: de klavecimbel, piano, tegendraadse drums en een hemels koortje die over elkaar tuimelen om plaats te maken voor de magische zang van Ezra Koening over diverse exotische plekken en een desoriënterende, zwaar vervormde hiphopsample aan het einde. Maar kabbelde de rest van het album nu echt zo matig boeiend voorbij?
Het duurt even voor “Diane Young” meer wordt dan een geinig en energiek tussendoortje om in het zog van “A-Punk” en “Cousins” wat airplay te scoren. Dat de voornaam uit de songtitel na enkele beluisteringen vooral een vermomde werkwoordsvorm blijkt te zijn, is een van de sleutels tot de subtiel verborgen, donkere ziel van song en album.
Die is verder het meest aanwezig in het duister brommende “Hudson” en het bitterzoete “Young Lion”, maar het hele album baadt in een melancholie en volwassen berusting die je niet verwacht van de band die met “Cape Cod Kwassa Kwassa” zo lustig door de boxen liet stuiteren. Maar eenmaal die verbazing voorbij, wordt Modern Vampires Of The City al snel onmisbaar en valt op dat “Unbelievers”, “Worship You” en “Finger Back” eigenlijk ook niet zulke immens grote stappen weg van het gekende geluid zijn.
Opener “Obvious Bicycle” leidt je echter zo subtiel en zachthandig het album binnen dat het pas na drie beluisteringen is dat de rijk gearrangeerde geluidsmist echt doordringt. Ook “Don’t Lie” rommelt eerst wat voorbij, maar is een vernuftige combinatie van alle topsongs en -hooks die Vampire Weekend al produceerde. “Ya Hey” laveert dan weer op verbluffende wijze doorheen reggae, afrobeat en hedendaags klassiek.
Modern Vampires Of The City wordt pas helemaal fascinerend zodra de vele details en sfeer- en geluidswissels in de songs zelf gaan opvallen. Let op de zang die van studio naar keuken naar kerk lijkt te verhuizen in “Hannah Hunt”, subtiel schuivende filters op zowat elke gitaar-, bas- en drumlijn en Koenig die voortdurend verspringt in “Everlasting Arms”. Een album dat met veel oog voor detail en perfectionisme in elkaar gezet is, maar ondanks alle studiotrucjes toch warm en organisch klinkt (zie ook Bon Iver). Een album ook waarop Vampire Weekend, nog steeds alle hoeken van de kamer verkent (van barok, klassiek en chanson, over punk en indie tot reggae en hiphop), maar beheerster en gefocuster dan ooit klinkt. Een album dat tijd nodig heeft maar nog veel beluisteringen en nieuwe ontdekkingen mee kan. Een klassieker, zouden we zeggen, als 2013 er al niet al zo veel gebaard had.