Beloftes worden waargemaakt, talent verguld. Recenseren wordt gedegradeerd tot zijn eigen terechte relativiteit – wanneer leest u eens géén hosanna over een nieuw debuut. Ja, wanneer Trixie Whitley haar passie preekt, gebeurt er dus iets. En dat iets heet Fourth Corner, een debuut dat voorbestemd was om er nooit een te zijn.
Een zes jaar durend rijpingsproces als dat van Whitley is haast uniek deze tijd, en het resultaat is dan ook navenant. Hoe hard het tromgeroffel in de aanloop naar dit debuut ook aanzwol, geen moment leek de ontgoocheling het van de verwachting te kunnen gaan halen. Want dat is net het fijne aan Fourth Corner: zoals bij haar vorige EP’s en live opnames, klinkt dit volwaardige debuut ergens foutloos, nooit onvoldaan en draagt het tegelijk een nog steeds blanke pit van belofte in zich. Fourth Corner lijkt meer de afsluiter van haar beginperiode te zijn. Zelden is verrukking zo’n tussenstation.
Nummers als “Irene” en “Breathe You In My Dreams” doken al op op Live At Rockwood Music Hall, “Pieces” op The Engine uit 2009, en zijn uitgegroeid tot de songs die je er toen al in hoorde of voelde. De songs op Fourth Corner zijn nog een pak meer uitgediept dan Whitley op haar EP’s liet horen. De live reputatie die ze aan de hand van al dat materiaal kon winnen en de steeds uitgebreidere namedropping die daarmee gepaard ging – u heeft de namen van Lanois en co. al zo vaak elders gelezen – deden de rest. Elke trap heeft zijn treden.
Whitley slaagt erin een algehele sfeer van “soul noir” over de plaat te laten kringelen als sigarettenrook in een café zonder rookverbod, maar haar stem paaldanst rond verscheidene genres. Een stem die lijkt te komen van iemand die het allemaal al gezien heeft, waarop het leven al rimpels heeft getekend zoals op een gezicht. Dit is niet de stem van een 25-jarige. Soms smachtend, soms assertief, nu eens strelend, dan weer uithalend met een flinke rechtse, maar altijd juist gedoseerd en beheerst. Een stem waarmee u altijd hand in hand zou willen lopen.
Die stem krijgt ook het songmateriaal dat ze verdient. Het hoekige “Irene” zet de toon van een onvoorspelbare plaat, die geschreven werd van New York tot in Los Angeles, van Berlijn tot Marokko, over jaren heen. Een plaat waarop haar fragiele zelfzekerheid muzikale gestalte krijgt. “Never Enough”, “Need Your Love” en het sussende “Gradual Return” is puntige pop in Whitley’s wereld. “Silent Rebel Pt. 2” baadt in Afrikaanse ritmes en wordt opgeluisterd met bijtende spoken word en oosterse strijkers, “Hotel No Name” zou de prille PJ Harvey doen kraaien van plezier. Het spaarzaam en piekfijn gearrangeerde “Morelia” laat horen dat de appel niet ver van de Texaanse boom is gevallen – hier werd spontaan “Dust Radio” van vader Chris nog eens opgezet.
De twee ijkpunten van Fourth Corner zijn “Pieces” en bovenal “Breathe You In My Dreams”, waarvan de eerste gezongen woorden een onuitwisbare afdruk op het trommelvlies achterlaten. Alle registers mogen open, en Whitley voert een onvergetelijke pirouette uit op het dunne koord tussen melodramatisch en meeslepend: zo zou verlangen klinken mocht het stembanden hebben. Fourth Corner wordt elegant uitgeleide gedaan door de titelsong die best wel eens richtinggevend voor de toekomst kan zijn, en “Oh The Joy”, weer zo’n nummer dat mettertijd is uitgebeend en daardoor pakkender is geworden. Nogmaals: Whitley is een meester in het doseren, en daarvoor mag ongetwijfeld ook Thomas Bartlett in de hulde betrokken worden (The National, Antony, Glen Hansard).
Tja, Fourth Corner is de wereldkaart van Whitley’s leven tot dusver en een staalkaart van haar kunnen. Zo’n debuut dat al als een carrièreoverzicht klinkt. Een emotionele windroos die Whitley de komende jaren en platen nog alle hoeken van zichzelf, van ons en van de wereld zal laten zien. Al zal dat niet zo vaak in ons land zijn.