4AD, 2012
Hadden we in het verleden moeten vernemen dat Mark Lanegan op
een gitzwarte dag zijn grungestrijdmakkers was gaan vervoegen in de
eeuwige jachtvelden, zouden we – ondanks onze oprechte droefenis –
niet echt verrast zijn geweest, gezien ’s mans beruchte
heroïneverslavingen. Vandaag mogen we dankbaar zijn dat de
voormalige Screaming Trees frontman de naald heeft verbannen uit
zijn leven, want de laatste jaren heeft hij op zeer regelmatige
basis bijna uitsluitend artistiek hoogstaand werk afgeleverd.
Collaboraties met onder andere Isobel Campbell,
Queens of the Stone Age en Greg Dulli zorgden
blijkbaar voor verdomd drukke dagen, want het laatste wapenfeit van
zijn persoonlijke begeleidingsband, die in een vlaag van
originaliteit de Mark Lanegan Band werd gedoopt, dateert alweer uit
2004: het niets minder dan briljante ‘Bubblegum‘.
Het afzweren van de drugs sinds die periode blijkt op deze
opvolger ook op muzikaal vlak een duidelijke weerslag te kennen.
‘Blues Funeral’ is een opmerkelijk veel luchtiger en
onconventioneler album geworden dan zijn voorganger, maar om meteen
de hamvraag te beantwoorden: een nieuwe ‘Bubblegum’ is het helaas
niet geworden. Toch mag het album op zijn minst opmerkelijk worden
genoemd: het niveau van de nummers durft dan wel al eens
wisselvallig zijn, het ruimere aanbod aan stijlen en vernieuwende
geluiden maken deze ‘Blues Funeral’ tot een bijzonder interessant
en gevarieerd muzikaal experiment binnen het indrukwekkende oeuvre
van de zanger.
Aan de ene kant hebben we de meer traditionele Lanegansongs:
stukken in de grimmige bluesgeïnspireerde middernachtsfeer die we
kennen uit zijn vroege solowerk zoals ‘Deep Black Vanishing Train’
of ‘Bleeding Muddy Water’, maar ook stomende rockers als ‘Riot in
My House’ of het door een moddervette baslijn aangedreven
‘Gravedigger’s Song’, respectievelijk herinnerend aan zijn
voormalige bands Screaming Trees en Queens of the Stone Age.
Anderzijds bevat deze ‘Blues Funeral’ ook nummers die ons toch
meermaals deden fronsen, waarbij ‘ Ode to Sad Disco’ – overigens
ook meteen de grootste misstap van de plaat – eenzaam aan de top
staat: foute synthbassen en dansbare beats voor de man die in het
verleden met gemak Roger Waters had kunnen ontkronen voor de titel
van Gloomiest Man in Rock? Of het zowaar radiovriendelijke
geluid van het verder uitstekende ‘Gray Goes Black’? Bovenal zijn
het de prominent aanwezige keyboards die ‘Blues Funeral’
onderscheiden van het gros van Lanegans nalatenschap.
Mogelijk had de titel van de album dus als een vaag voorteken
kunnen worden beschouwd: de blues worden misschien niet ten grave
gedragen, maar toch is de algemene sfeer een stuk minder
zwaarmoedig dan we van Lanegan gewoon zijn. Begrijp ons niet
verkeerd, sleutelposities blijven weggelegd voor de nodige
melancholie, thema’s als wanhoop en verlangen, en Lanegans
schuurpapieren stem die gerust in staat is menig Bieberfan –
opnieuw? – te laten bedwateren van schrik; maar toch kunnen we
spreken van een opmerkelijke evolutie in sfeer- en
stijlelementen.
De kans is daarom reëel dat Lanegan met deze plaat een deel van
de oude garde van zijn fanbase teleurstelt. Maar laten we eerlijk
zijn, who cares? Wie zijn carrière een beetje kent (zo
niet verwijzen we u graag door naar deze special), weet dat
genres voor deze man moeiteloos overbrugbare obstakels vormen en
bovendien zou dit album misschien wel eens het meest avontuurlijke
kunnen zijn dat hij ooit afleverde.
Neem nu ‘Leviathan’, dat zich dreigend en slepend als het
gelijknamige zeemonster opricht als een Lanegantrack pur sang, maar
vervolgt met een psychedelisch intermezzo en zelfs accumuleert tot
een fucking kanon: de als een mantra herhaalde regels
“Everyday a prayer/ for what I never knew/ this is one I’ve said
for you” zullen nog lang na het beluisteren door uw hoofd spoken.
Of de kleine accenten en details die zorgvuldig zijn aangebracht,
zoals de aanstekelijke backingvocals of de Tetrisachtige
elektronicatoetsen (koptelefoon weliswaar vereist) aan het einde
van het vlijmscherpe ‘Quiver Syndrome’.
Vakmanschap, enkele zeer sterke individuele songs en
experimenten die de roots niet onteren: een nieuw meesterwerk om
aan Lanegans reeds uitgebreide collectie toe te voegen, horen we u
al denken. Niet echt, moeten we met een zekere spijt in het hart
toegeven. De omvangrijke schaduw van zijn voorganger zal daar
wellicht iets mee te maken hebben, maar het gros van de nummers
haalt nu eenmaal dat – weliswaar torenhoge – niveau niet, en ook
bepaalde arrangementen zijn soms niet optimaal gecontextualiseerd.
Dat we geen fan zijn van ‘Ode to Sad Disco’ wist u al, maar ook die
hoogdravende synths in ‘Harborview Hospital’ klinken enigszins
misplaatst. Kwestie van smaak waarschijnlijk, maar wat ons betreft
hadden gerust wat meer ‘Gravedigger’s Songs’ op deze plaat mogen
staan.
In plaats van het holst van de nacht geeft Mark Lanegan in deze
‘Blues Funeral’ de voorkeur aan het prille ochtendgloren, maar
ondanks die nieuwe richtingen die worden uitgegaan, worden ze toch
steeds gedrenkt in een zekere melancholie, alsof zijn
charismatische bariton als een laag donkermat vernis de
uiteindelijke sfeer van het schilderij bepaalt. Alweer een prima
album, maar na acht jaar rust had de Band gerust met wat straffer
materiaal voor de dag mogen komen. Maar laat er geen twijfel over
bestaan: een must voor elke ietwat openminded
Laneganliefhebber.