Eigen Beheer, 2010.
Bij ons lag er nog wat papperige brij van de vorige winter en in
Helsinki zelf was de lente zeker meer nog een gedachte dan een
gegeven, toen ik via mijn connecties in die kille stede te horen
kreeg dat ze een nieuwe overdonderende stoner/sludgeband hadden
opgemerkt. De winter is ondertussen weeral in het land, en ik vind
eindelijk de tijd om deze gouden tip wereldkundig te maken via
enola. Demonic Death Judge combineert op een agressieve wijze een
loodzware fuzzy groove met ijselijke psychedelica.
Deze release houdt het midden tussen een debuutalbum in eigen
beheer en een professionele demo. De opname is goed gebalanceerd,
maar klinkt nogal grof. Evenzo overheerst het jamgevoel meestal de
individuele kwaliteiten van de muzikanten. ‘Kneel’ is het best op
te vatten als een erg verontrustende trip na de liederlijke
consumptie van Scandinavische distillaten en bospaddestoelen.
De loodzware, groovende riffs nemen slechts af en toe
wat adempauze ten voordele van korte ambientachtige passages. De
zanger zet zijn scheur meestal open op volle kracht, met veel echo
eroverheen. De drummer klinkt steeds alsof hij manueel al het ijs
tussen Helsinki en Talinn aan het breken is, ook in de rustigere
gedeeltes. De gitaristen laten zich geregeld eens gaan in wild
soleerwerk (‘Spiral’) of bijtende feedback (‘Feast’), met
slotnummer ‘Carlyle’ als hoogtepunt.
De nummers zijn nogal repetitief, maar toch slagen ze er via
muzikale details of kleine variaties in de arrangementen in om
spannend te blijven. Meestal wordt er ook wel naar een soort climax
toe gewerkt, maar dat is niet waar de band ten volle naar streeft.
De kronkelende en mistige weg ernaartoe is minstens zo belangrijk
als de ontlading zelf.
Onderweg durven ze al eens gebruik maken van filmsamples of van
synthesizergeluiden die we ook zo goed kennen van spacerock en
aanverwanten. ‘Fire in the Eyes’ had gerust op ‘Spine of God’ van
Monster Magnet kunnen staan, zelfs die akoestische outro past
erbij. Sfeer is in ieder geval steeds aanwezig.
‘Kneel’ is een plaat waar ik heel het jaar door op geregelde
tijdstippen naar heb teruggegrepen en die nooit zijn effect gemist
heeft omwille van de constante slingerbeweging tussen groove, sfeer
en genadeloos beuken.