Dour begint onder een dicht wolkendek dat suggereert dat de duisternis van Mordor elk moment kan invallen. De drukkende warmte belooft ook al niet veel goeds, maar het is de set van Steak Number Eight die onze vermoedens bevestigt: de hel kan elk moment losbarsten.
Graspop? Echt onder de indruk waren ze niet van hun podiumplaats daar: "we spelen niet eens echt metal", vonden de jongens namelijk. Dour, dáár wilden ze staan, dàt was hun festival. En met een partner als Club Circuit was één en ander snel beklonken; de jongste Rock Rally-winnaars ooit mochten een tentpodium op, ergens op deze mijnsite.
Stom natuurlijk dat drummer Joris Cassier net nu zijn pols gebroken heeft. Al laat een beetje stoere zestienjarige zich daar niet door afschrikken: hoewel hij regelmatig van plaats wisselt met zijn leraar Jan De Smet, is hij toch voor een paar nummers achter de trommels waar te nemen. We horen het hoofdschuddende "tss" van de dokter tot hier.
Natuurlijk hapert er dus al eens een beat in opener "The Sea Is Dying", maar dat maakt het nummer er niet minder een mokerslag op. Beter wordt Steak niet op plaat, maar vandaag is dat nog maar het startpunt. "Song To The Silence" is heerlijk log, "Blood On Our Hands" zo monotoon dat het bijna zen wordt. Toch voelen we vandaag dat de overgave iets minder is dan normaal. De gebroken pols van Cassier zorgt er blijkbaar voor dat ook de anderen net dat beetje minder geven.
Jammer, maar met een ziedend "My Hero" maakt de band alles goed. Wanneer de intense versnelling halverwege de tent plat raast, heeft de korte set dan al lang weer bewezen dat Steak één van de strafste groepen van de jongste generatie Belgen is: het slaagt er in dit moeilijke genre toegankelijk en melodieus te brengen. Als één band dit soort postmetal een groter publiek kan bezorgen, dan is het deze wel. De toekomst heeft een geur van rundsvlees.