Het klinkt als de American Dream, maar dan in Zweden: jongeman maakt, met zeer beperkte middelen, de ene mooie plaat na de andere in de kelder van zijn ouderlijke huis en verkoopt ze als cd-r’s via zijn website. Tot er eentje op de juiste plek belandt en een label de jongen eindelijk een contract aanbiedt.
Waar is de tijd dat platen maken een slopend en vooral uitermate duur proces was dat alleen weggelegd was voor een select clubje gelukzakken dat her en der de nodige fondsen wist los te weken? Sinds de jaren tachtig is er langzaam maar zeker een democratiseringsproces op gang gekomen dat, nu het digitale tijdperk zich op een serieuze piek bevindt, eveneens op een hoogtepunt lijkt te zijn. Het volstaat om, bijvoorbeeld, een minidiskmicrofoon en een pc in de ouderlijke kelder te installeren en je platen zijn bij manier van spreken al een feit.
Dat materiaal volstond alvast voor Emil Svanägen, een jonge Zweed die op die manier in 2003 The Year Of River Fontana in elkaar knutselde en dat debuut onder de naam Loney, Dear op cd-r eigenhandig op de wereld losliet. De formule bleek aan te slaan: de daaropvolgende jaren bracht Svanägen op die manier nog drie platen uit, goed voor een totaalverkoop van enkele duizenden stuks. Zoiets kan uiteraard niet onopgemerkt blijven en het is daarom dat Sub Pop nu, twee jaar na de oorspronkelijke release, met Loney, Noir het voorlopige hoogtepunt uit ’s mans oeuvre opnieuw uitbrengt.
Geen slechte zet, aangezien Loney, Dear — dat live overigens uitgebreid wordt tot een vijfkoppige band — een van de betere verborgen geheimen van de popmuziek van de laatste jaren blijkt te zijn. Met de aan Basia Bulat, Magnet en Belle And Sebastian verwante melancholisch-romantische liedjes weet Svanägen namelijk meer dan één gevoelige snaar te raken. Vooral het tedere walsje — let op de zachte blazers in de outro — "I Will Call You Lover Again" toont een groot talent dat met een beetje geluk een fraaie toekomst tegemoet gaat.
Zelfs al ligt het tempo op Loney, Noir aan de zeer lage kant, Loney, Dear weet moeiteloos een heel album lang de aandacht vast te houden en je bij momenten zelfs de adem af te snijden. Opener "Sinister In A State Of Hope" is zo’n typisch kippenvelnummer dat de plaat op grootse wijze lanceert: een indrukwekkende duik in de gevoelswereld van een romantische jongeman die verwonderd naar de doldraaiende wereld kijkt en zich vervolgens godzijdank wentelt in de veilige muzikale cocon die hij in de loop der jaren heeft opgebouwd.
Ook voor de luisteraar is het aangenaam toeven in die cocon. Als een knus en zacht deken beschutten pareltjes als "No One Can Win" en het van ontroerende claps en stomps voorziene "Hard Days 1, 2, 3, 4" je tijdelijk tegen de grote boze buitenwereld, een uitermate aangename eigenschap waarover alleen de beste muziek beschikt.
Goed een half uur duurt de gelukzaligheid die middels Loney, Noir uit de speakers kabbelt. Wanneer de laatste voorzichtige noten van "And I Won’t Cause Anything At All" zachtjes wegsterven komen spontaan bedenkingen bovendrijven. Als: waarom stonden we op Pukkelpop niet vooraan — of zelfs maar voor het juiste podium — toen Loney, Dear die laatste festivaldag de Chateau aandeed? Of: waarom is Loney, Noir de enige plaat die eindelijk op reguliere manier wordt uitgebracht? De kwaliteit en schoonheid van dit album doen alvast hopen dat ook de rest van het oeuvre van dit jonge Zweedse talent spoedig zijn weg naar platenwinkels zal vinden.