Twee jaar geleden begon Edward Droste, geïnspireerd door een gefaalde relatie, met muziek te experimenteren in zijn New Yorkse slaapkamer. Het resultaat was Horn of Plenty, een debuut dat behoorlijk onopgemerkt voorbijging. Een jaar later werd het album opnieuw uitgebracht, ditmaal in combinatie met een remix-cd waarop bekende namen als Dntel en Final Fantasy de songs van Grizzly Bear door de molen draaiden. Ondertussen is het soloproject van Droste uitgegroeid tot een heuse vierkoppige band en zet het met Yellow House een ambitieuze stap in de goede richting.
Het mag bij de eerste beluistering van Yellow House al meteen duidelijk zijn dat het hier niet meer gaat om het amateuristische geknoei van een door liefdesverdriet bevangen eenzaat, maar wel om een haarfijn geproduceerd geluid van een groep volgroeide muzikanten die zijn weg gevonden heeft. Naast Edward Droste telt Grizzly Bear nu ook drummer Chris Bear, gitarist en zanger Daniel Rossen en bassist en geluidstovenaar Chris Taylor in de rangen. Het resultaat is een veel voller en geperfectioneerder geluid dan bij Horn of Plenty, maar ondertussen wordt in het geheel niets aan muzikale eigenheid ingeboet. Een gevoel van lome dromerigheid blijft de muziek van Grizzly Bear overheersen. De groep gaat ook met Yellow House nog steeds koppig zijn eigen weg, en doet dat met bewonderenswaardig veel zelfvertrouwen.
Yellow House is allesbehalve een eenvoudig beluisterbaar werkstuk geworden. Al van bij het eerste nummer valt op hoe atmosferisch de muziek van Grizzly Bear is. Veel meer dan bij Horn of Plenty worden de songs gedragen door een langzame op- en afbouw die de muziek zachtjes voortstuwt. Hoewel zang, gitaar en drums daarbij de hoofdrol spelen, worden ook nog altijd heel wat "toevallige" geluiden aan de mix toegevoegd om het geheel wat te peperen. Het effect is allesbehalve dat van een hyperkinetisch of zelfs maar enigszins energiek avant-gardegeluid. Integendeel, het album barst van stuk voor stuk zorgvuldig opgebouwde songs, waarin elk geluidje als gegoten lijkt te zitten in een steeds uitdijende dagdroom. Langzaam bouwen ze op tot heuse muzikale landschappen. Het duurt echter lang voor de songs van Grizzly Bear zichzelf optillen en rechtkruipen. De opbouw is vaak zodanig subtiel dat de structuur je bij een gebrek aan concentratie makkelijk ontsnapt. Dan wordt Yellow House niet meer dan een sfeervolle geluidsbrij en is het moeilijk om de draad weer op te pikken.
"Easier", het eerste nummer van de plaat, is meteen een schot in de roos. Met enkele akkoorden op een oude piano wordt een rustig kabbelende, dromerige song ingezet die moeilijk met andere muziek te vergelijken valt. Het is duidelijk dat Grizzly Bear een eigen geluid heeft en niet bang is om dit ten volle te exploreren. Ook de volgende songs op het album gaan in dezelfde richting. Het langzaam oprijzende "Lullabye" heeft veel weg van Six Organs of Admittance, maar — dankzij de stevige bassen die halverwege het nummer wat meer dreiging in de song komen pompen — in een opgedrevener, meer gedurfde uitvoering. Ook in de volgende songs boet Grizzly Bear niets aan intensiteit in. De plaat stuwt ons langzaam voort van de ene voorzichtige climax naar de andere. De dreigend melancholische wals "Marla", een muzikale erfenis van Drostes groottante, wijkt op een welgekomen manier af van de rest van de plaat. Vanaf hier is het alleen nog maar puur genieten tot de laatste noten van het indrukwekkende, hoewel voorspelbare, "Colorado" Yellow House afsluiten.
Iets meer afwisseling had wellicht gemogen, maar het zou bijna pervers zijn om daar bij een prachtplaat als deze een punt van te maken. Want laten we wel zijn: Yellow House is een ingetogen meesterwerk geworden. De muziek van Grizzly Bear heeft echter veel tijd en een aandachtig oor nodig. Wie dat ervoor over heeft, zal het zich niet beklagen.