Het overvalt je op de meest onverwachte momenten: de vraag naar wat nu precies goede muziek is. Ongetwijfeld kunnen hele sociologische, esthetische en historische studies gevuld worden met pogingen om een antwoord daarop te formuleren, maar de naakte waarheid zal wel zijn dat niemand het weet. Of het zouden de mannen van Clor moeten wezen.
Misschien moet je als muziekrecensent niet te diep proberen te graven naar de essentie van wat je eigenlijk doet, maar gezien zelfkastijding in dit seizoen van overvloed geen kwaad kan, wagen we toch maar een poging. Als we het over goede muziek hebben, kunnen we natuurlijk aanhalen dat deze of gene songtekst of klank ons emotioneel heeft geraakt: iets herkenbaars heeft vertolkt op een mooiere manier dan we het zelf konden. Ook authenticiteit is iets dat we appreciëren in muziek, ook al maakt dat op zich natuurlijk niet per se goede muziek. Verder zijn ook innovatie en originaliteit vaak belangrijke elementen. En er moet inhoud zijn, het geheel moet een ervaring of boodschap uitdragen. Liefst hebben we ook nog voldoende afwisseling, mag de muziek nooit storend werken, moet het zo vaak mogelijk interesse kunnen wekken,… Een hele boterham dus.
Bovenal heeft goede muziek lak aan dergelijke halfslachtige analyses. Het zijn niet de afzonderlijke onderdelen — spanning, ritme, emotie, mysterie, oprechtheid — die het hem doen, maar wel het aan elkaar gesmede geheel. Een cd als die van Clor bespreken, voelt dan ook ergens aan als bezoedeling van dat wat best in haar zuiverste vorm gelaten wordt. Wat deze meesters van de elektronische rock op hun debuutalbum als volleerde architecten in elkaar staken, is vergelijkbaar met wat Rubens uitvoerde met enkele klodders verf en penseel, of wat Rodin schiep uit dode steen. Het minste wat je ervan kan zeggen is dat het goed ineen steekt, het meeste is dat het geweldig hard rockt.
De groep vindt haar oorsprong in het bruisende clubcircuit van het Londense Soho, waar zanger Barry Dobbin en gitarist Luke Smith geregeld samen optraden. Hun muziek is dan ook duidelijk beïnvloed door de elektro waarmee in de hippere clubs doorgaans nogal gedweept wordt. Toch is Clor ook veel meer dan dat: de gitaren doen de boel hevig rocken, en soms lijkt het geheel bijna naar heerlijk verteerbare pop te zweven. Soms klinkt het heel even als een herboren versie van Prince, elders denk je bijna Brian Eno of de Velvet Underground te herkennen; maar Clor heeft toch vooral haar eigen zelfverzekerde geluid.
Single "Love And Pain" is één van die blijvers waarvoor je jaren later nog steeds datzelfde album regelmatig van onder het stof blijft halen, al was het alleen maar om dat ene nummer nog eens te horen. Het confronteert je met een onregelmatige beat en hoekige gitaren, maar trekt op de juiste momenten alle registers open om het geheel toch nog enthousiast te laten swingen. Provoceren, intrigeren en veroveren. Andere tracks, zoals "Gifted," houden het wat rustiger maar compenseren dat ruimschoots met een injectie van mysterie en subtiele melancholie. Het palet dat Clor bestrijkt is ruim, maar naar het einde toe gaat het toch ietwat vervelen. Spijtig, want anders hadden we kunnen zeggen dat deze plaat één gigantische bom energie is. Nu zullen we het moeten houden bij een driekwart bom, maar wegblazen doet ze je hoe dan ook.