Op filmwebsite imdb was enkele weken geleden een bericht te lezen
dat actrice Jennifer Garner haar eigen meest recente film
‘Elektra’, “awful” vond, en dat ze er alleen in had meegedaan omdat
ze daar contractueel toe verplicht was na haar rol in ‘Daredevil’. Nu zijn acteurs notoir slechte
recensenten van hun eigen werk, maar in dit geval kan ik de mooie
dame alleen maar gelijk geven. ‘Elektra’, een spin-off van ‘Daredevil’ – op zichzelf ook al niet echt
een memorabel stukje cinema – is een immens enerverend spektakel
van haast onnavolgbaar snel voorbij flitsende actie, af en toe
doorbroken door gedoemde pogingen een verhaal te vertellen.
De plot trekt zich geen donder aan van wat er enkele jaren geleden
allemaal gebeurde in ‘Daredevil’, en
biedt ons Elektra als een huurmoordenares (op een dag vind je de
job van je leven, right?). Na een training bij de blinde martial
arts-meester Stick (Terence Stamp had geld nodig), is de niet
onappetijtelijke deerne in staat om zich tegen ruwweg lichtsnelheid
voort te bewegen (check out dat gezoef op de soundtrack!) en
haar tegenstanders vakkundig aan reepjes te snijden zonder zelfs
haar make-up te bederven. Ze beheerst ook een soortement
meditatietechniek, waardoor ze de directe toekomst kan voorzien
(met een flou artistique en in zwart-wit, maar toch), en
waardoor ze, als ze er nog beter in wordt, zelfs de doden tot leven
zou kunnen wekken. Uh-huh. De premisse is alvast lollig, vindt u
niet?
Elektra wordt ingehuurd om Mark Miller (Goran Visjnic, bekend van
de tv-reeks ‘ER’) en zijn dochtertje Abby (Kirsten Prout) te
vermoorden, maar op het laatste moment voelt ze haar emoties en
hormonen opspelen en besluit ze er niet mee door te gaan. Maar goed
ook, want haar opdrachtgevers blijken de leden van The Hand te
zijn, een criminele organisatie die bevolkt wordt door boosdoeners
met ronkende namen als Typhoid, Stone, Tattoo en Kinkou. Die
slechteriken hebben elk zo hun eigen krachten en zijn regelrecht
gepikt uit ‘X-Men’, maar sssj, zeg dat vooral niet luidop.
Wat dan volgt is een volslagen hersendood “pets-pats-boem”-filmpje
dat het moet stellen zonder (bewuste) humor, zonder interessante
personages, zonder een degelijke plot en zonder geloofwaardige
dialogen. Eén van de redenen waarom ‘Spider-Man’ (en vooral het vervolg op die
film) zo goed werkte, was omdat die films zichzelf niet té serieus
namen, er was af en toe al eens ruimte voor een lichtere noot. Dat
soort momenten heb je nodig, niét zozeer omdat je je publiek
absoluut aan het lachen moet maken, maar wel omdat dat een soort
van menselijkheid aan je film geeft – humor zorgde ervoor dat die
films méér werden dan enkel special effects-extravaganza’s.
‘Elektra’ daarentegen, is een troosteloze bedoening waarin iedereen
met een hevig trauma uit het verleden lijkt rond te lopen. Vooral
Goran Visjnic trekt een smoel alsof hij op elk gegeven moment op
z’n knieën kan vallen en à la Jean de Florette uitroepen: “Waarom
ik, God?” Als je zoveel somberheid aan je film meegeeft, dan kun je
er maar beter voor zorgen dat het verhaal sterk genoeg is om dat te
ondersteunen. Maar ja, dan krijg je zo’n onnozel scenario
voorgeschoteld.
Hoe onnozel is dat scenario precies? Wel, we krijgen Terence Stamp
als de obligate wijsheden wauwelende mentor van de heldin, die
ondanks z’n gebrek aan zicht een machtig spelletje pool speelt en
tussendoor dingen zegt als: ‘Ach ja, terugkeren uit de dood is
allemaal niks, maar het tweede leven is nooit zo leuk als het
eerste.’ We krijgen een booswicht wiens tatoeages tot leven komen
en van z’n huid gaan lopen, en ééntje die zo sterk is, dat hij
alleen maar om zeep geholpen kan worden door een boom op z’n kanus
te laten vallen. Jaja.
Het is opvallend hoe sterk de mentaliteit van een film kan
bijdragen tot de houding die je als kijker tegenover die prent
inneemt. ‘X-Men’, waar men hier lustig uit plundert, was in
essentie even absurd als ‘Elektra’, maar Bryan Singer wist
tenminste hoe hij humor in z’n film moest steken én hoe hij een
verhaal moest vertellen – hoe gek het allemaal ook werd, er bleef
een kern van menselijkheid in ‘X-Men’ zitten, het was méér dan
alleen een zielloze effectenshow.
De actiescènes zijn op z’n best adequaat te noemen, en dan ben je
eigenlijk nog vriendelijk. Regisseur Rob Bowman verhakkelt de
gevechten in z’n film tot op een punt waarop elk gevoel voor
choreografie definitief verloren gaat, maar dat verhindert niet dat
hij naar het einde toe zelfs de pretentie heeft om te refereren
naar ‘Hero’. Een climactische
confrontatie tussen Elektra en de chef van de slechteriken vindt
plaats in een dinerzaal vol rondvliegende tafellakens – het zal wel
poëtisch bedoeld zijn, maar ik zat de hele tijd te denken dat ze
daar gewoon Mary Poppins nodig hadden om orde op zaken te komen
stellen en die lakens terug in de kast te laten vliegen.
Jennifer Garner is dan wel wat mijn grootvader “een ferme madam”
had genoemd, maar een film dragen is er voorlopig nog niet bij.
Zolang ze nors voor zich uit mag staren lukt het allemaal nog wel,
zodra er van haar verlangd wordt dat ze enige emotie toont, loopt
het finaal mis (die eindscène!). Ik veronderstel dat het de
bedoeling was dat er enige romantische vonken vlogen tussen haar en
tegenspeler Goran Visjnic, maar eilaas, die zijn dan toch niet
verder geraakt dan Visjnics zorgvuldig gecultiveerde stoppelbaard.
De brave man probeert het Amerikaanse publiek te verleiden met zijn
mysterieuze Oost-Europese charmes, namelijk, en we zullen het
geweten hebben. In de praktijk zien we daar twee dégoutant mooie
mensen tegenover elkaar staan waartussen zero magnetisme heerst.
Nog een reden waarom ‘Spider-Man’
zoveel beter was dan dit: Peter Parker is geen specifiek
aantrekkelijke jongen, hij ziet eruit als een normaal mens. En dat
was verdomme een opluchting.
‘Elektra’ werd zodanig slecht ontvangen door pers én publiek dat
een vervolg voorlopig niet erg waarschijnlijk lijkt. Daar drink ik
op. Santé!
http://www.elektramovie.com/