Op 4 september 2004 overleed de Nederlandse zanger Bram Vermeulen. Hij liet de wereld mooie liederen na (aan de woorden "liedjes" en "kleinkunst" had hij een hekel, dus die horen hier niet). Wie de man was en wat hij verwezenlijkt heeft, kan je overal in lijstjes terugvinden. Als laatste eerbetoon is het goed om even voorzichtig stil te staan bij hoe hij was.
Bram Vermeulen werd naar eigen zeggen vier keer beroemd. De eerste keer was toen hij als zestienjarige in het nationale volleybalteam van Oranje terechtkwam. De tweede keer was toen hij met Freek De Jonge het duo Neerlands Hoop vormde, dat in de jaren zeventig cabaret maakte vanuit een linksgeëngageerd standpunt. Met hun actie "Bloed aan de paal" trachtten ze het Nederlands elftal weg te houden van het WK voetbal dat in het Argentinië van dictator Videla zou plaatsvinden. Het mocht niet baten: Nederland ging toch en schopte het zelfs tot in de finale die het verloor van het gastland. Maar het leverde Bram Vermeulen wel zijn derde beroemdheid op.
Toen Freek De Jonge Neerlands Hoop in de steek liet, ging Bram Vermeulen alleen verder. Niet meer als cabaretier — dat was veeleer de dada van Freek De Jonge — maar als tekstschrijver en zanger. Hij haalde solo niet zo’n grote successen als zijn vroegere kompaan, maar hij brak wel stevig door in België. België betekende voor hem zijn vierde beroemdheid. Uiteindelijk zou hij bijna een halve Belg worden en een belangrijke schakel tussen beide Lage Landen.
Vier keer beroemd worden, dat is "heel aardig" zou hij zelf zeggen. Maar het ging hem ook wel af. Net zoals veel dingen waar hij zich achter zette. Hoe meer je iets doet, hoe beter je erin wordt, was zijn eenvoudige uitleg. Wie wijzer wil worden, moet bijvoorbeeld niet zoeken, maar vinden. Iemand die telkens weer zoekt en zoekt, zal niet vinden, hij zal alleen beter worden in zoeken. Als je iets wilt vinden, moet je je trainen in vinden… Het was een onderwerp waarover hij met de dichter Kopland uren een boom kon opzetten.
Eén keer hebben we het geluk gehad om Bram Vermeulen te mogen interviewen. Het was na een optreden en hij was heel ontspannen. Wat — naast een grote beminnelijkheid — meteen opviel wanneer je met hem praatte, was de diepe maar eenvoudige wijsheid die hij uitstraalde. Zonder grote woorden schiep hij de knapste beelden. Het leek soms alsof hij in aforismen sprak.
Iets overdragen op zijn publiek, dat was voor hem gewoon ook iets waarin hij goed geworden was. Volgens zijn dochter Katarina was Bram altijd wel met iets bezig: radio, een programma voor tv, een reportage over reïncarnatie, een nieuw boek. Bram zelf zag het als "overdragen". Dat was zijn beroep, meer nog: zijn roeping. En toevallig had hij daarvoor de "fossiele kunsten" ,zoals hij ze noemde, gekozen: die dingen waar niemand zich nog echt mee bezighoudt: schrijven, zingen en schilderen.
De rijzige, baardige gestalte van Bram Vermeulen, zijn diepe gedachten die hij in eenvoudige taal wist om te zetten, het gaf de man iets van een profeet. Een idee dat hij zelf zou verfoeid hebben en waartegen hij zich ook probeerde te verzetten, want hij had een hekel aan goeroes. Goeroes waren voor hem luizen in de pels, parasieten die het zelf niet weten en dan maar leven van het feit dat anderen het ook niet weten. Mensen moesten proberen zelf te vinden, zo stelde hij. Mensen moesten volgens hem ook meer zelf bepalen wat ze willen en goed en fijn vinden en er dan naar handelen. Niet — zoals dat nu in negentig procent van de gevallen gebeurt — iets doen en dan achteraf zeggen: dat was fijn; maar wel beslissen: dat zal ik fijn vinden en dat dan uitvoeren. Een zeer voluntaristische visie waar volgens Bram Vermeulen de wereld veel beter zou van worden.
Twintig, dertig jaar geleden hield Vermeulen zich vooral bezig met de grote maatschappelijke problemen. Ondertussen was hij al lang overgeschakeld op het spirituele dat volgens hem veel belangwekkender was. Het gaf hem een nieuw doel in het leven: loskomen van de emoties. Niet in de boeddhistische zin er zich totaal van onthechten, maar er klaar mee zijn, ze helemaal kennen en weten wat ze met je doen en wat je er zelf moet mee doen. Hij raadde iedereen aan om eens een lange tijd alleen te zijn. Hij wou dat zelf ook wel: niet een week of zo, maar maandenlang op zichzelf aangewezen zijn. Hij ging ervan uit dat het bijzonder verrijkend zou zijn.
Spiritualisme ging vaak ver voor hem. Hij was gefascineerd door graancirkels en na een overweldigende déja-vu in de gerestaureerde loopgraven van de Westhoek was hij ook rotsvast overtuigd van reïncarnatie. Het maakte hem nieuwsgierig naar de dood. Hij was dan ook niet bang om dood te zijn. Zijn gevoel rond de dood vertolkte hij heel mooi in een van zijn liederen: je gaat niet dood, je gaat even ergens anders naartoe. Geen mens is echt dood zolang iemand aan hem denkt. Bram zal nog lang leven.