Na twee jaar brengt het minimalistisch trio Shellac een nieuwe plaat uit op Touch & Go Records. Op 1000 Hurts krijgen we Shellac zoals Shellac is. Geen pose, geen drama. Dixit Albini: "This isn’t some kind of metaphor, goddam this is real!"
Platenbazen rammen ons altijd graag dé nieuwste band door de strot. Overal zijn groepen te vinden die the next best thing zijn. Vaak hoort daarbij hetzelfde verhaaltje, opnieuw herkauwd voor de volgende jonge popgod. Tot dat nieuwe frisse kopje ook alweer in het niets moet verdwijnen om plaats te ruimen voor hippere vogels.
Gelukkig zijn er ook nog groepen die zich geen fluit aantrekken van de industrie rond muziek. Shellac bijvoorbeeld, dat allerminst een groep van jonge popgoden is, zoals nog maar eens blijkt op hun derde langspeler: 1000 Hurts. Wie uit de lucht komt vallen bij vreemde songtitels als "My Black Ass", "Il Porno Star" of "Didn’t We Deserve A Look At You The Way You Really Are", kan op 1000 Hurts een band ontdekken die beslist nooit een hype wordt, maar tot verdraaid interessante dingen met bas, drum en gitaar in staat is.
Tegenwoordig trekt iedere band die een MP3 op het internet zwiepen kan, de aandacht door zichzelf ’indie’ te noemen. Maar slechts weinigen slagen er in indie te zijn à la façon de Shellac. De band gaat volkomen atonaal en anticommercieel door het leven, maar doet dit met zoveel verve dat het pijnlijk wordt voor mindere helden uit de commerciële sector. Er wordt geen promotie gemaakt voor de band, ze treden liever op in obscure uithoeken dan in terminaal hippe tenten en tijdens optredens kan het gebeuren dat een uitzinnige fan uitgenodigd wordt de bassist te vervangen.
Meesterproducer/gitarist Steve Albini (zie Pixies, Nirvana, PJ Harvey…) leidt zijn troepen, bassist Bob Wetson (ex-Volcano Suns) en Todd Trainer op 1000 Hurts voor een verbijsterend rondje herrieschoppen. "Prayer to god" zet de toon met Albinis cynische oproep aan God om meneer zijn ex-lief en diens nieuwe partner van kant te maken. Het schrapende gitaargeluid is zo bezwerend dat het verzoek wellicht ingewilligd wordt. Shellac bedenkt ieder nummer opnieuw met een gordijn van lawaai uit Albinis zelfgemaakte versterker, vreemde drumritmes en bitter dreunende baslijnen.
Ook al is het duidelijk dat verfijnde melodieën niet van deze band zullen komen, op "Shoe Song" zinkt de zangprestatie toch iets te laag. En "New Number Order" is zowel tekstueel (er wordt voorgesteld om de getallen een andere volgorde te geven) als muzikaal té absurd. Niettemin klinkt een rocksong bij Shellac zoals het een degelijke rocksong betaamt en is 1000 Hurts een intelligente (en soms humoristische) plaat.
De plaat sluit af met het absoluut briljante "Watch Song". Gespeeld op een loeihard volume, vat het goed samen wat Shellac te bieden heeft: de drums zijn snedig en nergens wordt dierlijker en basaler basgitaar gespeeld. Al even intens is het agressieve "Squirrel Song". "Mama Gina" moet het dan weer van zijn verfijnde opbouw hebben, tot het uiteindelijk al evenzeer losbarst in een dosis industrieel lawaai. En op "Canaveral" toont Albini dat zijn muzikaal genie zich helemaal in zijn vingers bevindt. Niet alleen achter de knoppen, ook op gitaar is de kerel briljant.
Voor verrassingen komen fans op 1000 Hurts niet te staan. Maar bij Shellac — een groep waarvan de originaliteit al uit het kleinste detail als de albumhoes spreekt — maalt niemand daar om. Deze plaat straalt uit wat Shellac al altijd uitgestraald heeft: een felle trap tegen de donkere achterkant van de muziekindustrie.